ECLI:NL:RBDHA:2025:2641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.16651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met verzoek om uitstel van uitzetting

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een aanvraag heeft ingediend voor een ambtshalve beoordeling op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Het primaire besluit van de Minister van Asiel en Migratie, gedateerd 18 maart 2024, wees deze aanvraag af. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op zijn bezwaar in Nederland kan afwachten.

De minister heeft op 11 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de minister geen bezwaren heeft geuit tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening, ziet de voorzieningenrechter geen beletselen om het verzoek toe te wijzen.

De voorzieningenrechter beslist dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16651

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [vnummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 18 maart 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker over de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
1.2
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoeker het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3
De minister heeft op 11 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om de voorziening toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 907-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.