ECLI:NL:RBDHA:2025:2643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.42175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke verzoek om verblijf bij familie en gezin

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 februari 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van een verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel 'verblijf bij familie en gezin', welke aanvraag op 2 oktober 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op het bezwaar in Nederland kan afwachten.

De minister heeft op 12 februari 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de minister geen bezwaren heeft, er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter besluit dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.

Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van verzoeker, dat is vastgesteld op € 187,-. Ook worden de proceskosten, die door verzoeker zijn gemaakt voor rechtsbijstand, vastgesteld op € 907,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42175

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [vnummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 2 oktober 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘verblijf bij familie en gezin’ afgewezen.
1.2
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoeker het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3
De minister heeft op 12 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om de voorziening toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet de minister het griffierecht van verzoeker vergoeden.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden.
  • veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 907-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.