ECLI:NL:RBDHA:2025:2645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
09/247525-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. drs. A. van Welie
  • mr. drs. H.M. Braam
  • mr. M.C. Ritsema van Eck - van Drempt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met minderjarigen door familielid

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige nichtje en neefjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige familieleden, waaronder het kriebelen, aanraken en betasten van intieme lichaamsdelen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat in strafverlagende zin is meegewogen. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar de bewezenverklaring van de overige feiten is voldoende om tot een gevangenisstraf te komen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/247525-22
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1952 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.P.D. Visser naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2014 tot en met 28 december 2021 te Leiden en/of te Sassenheim en/of te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland en/of in Kroatië,
met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kriebelen, aanraken en/of betasten van/over de benen, billen, buik en/of de penis van die [naam 1] ;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juni 2016 tot en met 28 december 2021 te Leiden en/of te Sassenheim en/of te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland en/of in Kroatië,
met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kriebelen, aanraken en/of betasten van/over de benen, billen, buik en/of de penis van die [naam 2] ;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november 2010 tot en met 13 november 2014 te Leiden en/of te Sassenheim, in elk geval in Nederland,
met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 3] , hebbende verdachte zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen gebracht/gehouden;
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november 2014 tot en met 13 november 2017 te Leiden en/of Sassenheim, in elk geval in Nederland,
met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 3] , te weten het brengen/houden van zijn, verdachte’s, vinger(s) tussen haar schaamlippen;
5
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november 2010 tot en met 13 november 2017 te Leiden en/of te Sassenheim, in elk geval in Nederland,
met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het kriebelen, aanraken en/of betasten van/over de buik, borst(en), billen, vagina en/of schaamlippen van die [naam 3] ;
6
hij op of omstreeks 9 april 2021 te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, door een feitelijkheid, te weten door onverhoeds met zijn, verdachte’s, hand in haar (onder)broek te gaan, [naam 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken/betasten van haar heup en/of bil(len).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte staat terecht op de verdenking van het plegen van ontucht met zijn nichtje en zijn twee neefjes, alle drie uit het gezin van de broer van zijn partner. Ten aanzien van het nichtje is er tevens de verdenking van seksueel binnendringen toen zij jonger dan 12 respectievelijk 16 jaar oud was en van aanranding kort nadat zij meerderjarig was geworden. Zij zullen in het vervolg van dit vonnis als [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] worden aangeduid.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank later in.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Deze zaak betreft een zogeheten zedenzaak. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat de verklaring van een betrokkene, die verklaart dat een verdachte het ten laste gelegde zedenfeit heeft begaan, vaak tegenover die van een verdachte staat, die dit ontkent. Getuigen van de beweerde gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet. Ook in deze zaak is dat het geval.
In artikel 342 lid 2 Sv is bepaald dat de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. Zij strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de strafrechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige over de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In een geval als dit moet de strafrechter in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaringen van het vermeende slachtoffer beoordelen. Als dat het geval is, moet de strafrechter vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs is voor die betrouwbaar geachte verklaringen.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde seksuele gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Wel is vereist dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer op specifieke punten bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
Het standpunt van de verdediging:
De verdachte heeft de aangifte van [naam 3] afgedaan als onwaar. De raadsman heeft in dit kader betoogd dat de verklaringen van [naam 3] onbetrouwbaar en onjuist zijn. Hiertoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de herinneringen van [naam 3] aan de ontucht en het misbruik op haar zeventiende naar boven zijn gekomen als hervonden herinneringen. Dergelijke ‘hervonden herinneringen’ zijn onbetrouwbaar. Daarnaast klopt volgens de raadsman de context waarin [naam 3] de vermeende handelingen plaatst niet. Zo zouden zij en verdachte in de tenlastegelegde periode minder tijd met elkaar hebben doorgebracht dan [naam 3] stelt. Ook bepleit de raadsman dat de verklaringen van [naam 3] zijn beïnvloed door de (sturende) vraagstelling van verbalisanten. [naam 3] zou daarnaast door haar ouders en broertjes zijn beïnvloed, omdat binnen het gezin over de ontucht is gesproken voordat aangifte werd gedaan.
De verdachte stelt dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] niet authentiek zijn, omdat hen door de ouders is aangepraat dat weliswaar intieme maar normale aanrakingen seksueel geladen zouden zijn geweest. De raadsman heeft in dit kader betoogd dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar en onjuist zijn. [naam 1] en [naam 2] zouden door elkaar, hun ouders en [naam 3] zijn beïnvloed, omdat binnen het gezin over de ontucht is gesproken voordat aangifte werd gedaan.
Oordeel rechtbank:
De rechtbank stelt vast dat [naam 3] tegenover de politie gedetailleerd heeft verklaard over de gedragingen van de verdachte. De verdachte zou haar tussen haar achtste en veertiende regelmatig gemasseerd, gestreeld en anderszins aangeraakt hebben. De verdachte ging ook onder haar kleding en raakte daarbij haar benen, heupen, billen en vagina aan. Vervolgens zou de verdachte haar op haar achttiende op vergelijkbare wijze hebben aangeraakt. Na ruim anderhalf jaar is [naam 3] nogmaals gehoord bij de rechter-commissaris. Toen heeft zij vergelijkbaar verklaard. De rechtbank vat, anders dan de verdediging, de herinneringen van [naam 3] aan voornoemde gedragingen van de verdachte tussen haar achtste en veertiende niet op als ‘hervonden herinneringen’, maar als herinneringen aan gebeurtenissen waarvan zij eerst niet wist hoe zij deze moest duiden, en op latere leeftijd wel.
Ook [naam 1] en [naam 2] hebben tegenover de politie gedetailleerd over de gedragingen van de verdachte verklaard. De verdachte zou hun tussen hun achtste levensjaar en eind 2021, in hun bewoordingen, ‘kriebelsessies’ of ‘friemelsessies’ hebben gegeven. De verdachte kriebelde, wreef en masseerde onder meer over de benen, rug, billen en penis van [naam 1] en [naam 2] . Daarnaast raakte hij hen op andere momenten op intieme plekken aan. Zo legde hij zijn hand in de lies van [naam 2] als zij samen een film keken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar zijn.
Over de kern van de verwijten die aan de verdachte worden gemaakt, zoals het aanraken van specifieke lichaamsdelen, zijn de verklaringen consistent.
[naam 3] , [naam 1] en [naam 2] brengen bovendien nuances aan in hun verklaringen. Zo heeft [naam 3] verklaard dat de verdachte nooit in haar vagina is geweest en niet de voorkant van haar borsten heeft aangeraakt, maar alleen de zijkant. [naam 1] en [naam 2] hebben allebei verklaard dat de verdachte tijdens het kriebelen nooit onder hun onderbroek is gegaan. Ook vertellen zij alle drie hun eigen verhaal, wat erop duidt dat de verklaringen niet onderling zijn afgestemd.
Verschillen tussen de twee verklaringen van [naam 3] , verschillen tussen de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , en inconsistenties tussen voornoemde verklaringen en de overige stukken in het dossier, maken niet dat de verklaringen in hun geheel als onbetrouwbaar en ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven. Inherent aan de lange periode waarover wordt verklaard en de jeugdige leeftijd van [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] is dat in enige mate sprake kan zijn van inconsistenties. In de kern blijven de verklaringen echter steeds hetzelfde; de beschreven handelingen worden niet meer of minder vergaand, de omstandigheden waaronder de beschreven handelingen zouden hebben plaatsgevonden veranderen niet en evenmin is sprake van het overnemen van beschreven handelingen die de anderen zouden zijn overkomen.
De rechtbank acht de verklaringen van [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] in essentie dan ook betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Het steunbewijs met betrekking tot [naam 3]
De verdachte heeft bekend dat hij [naam 3] masseerde, streelde en kneedde. Hierbij verklaart hij onder andere haar voeten, rug, buik en billen te hebben aangeraakt, ook onder haar kleding. Ook stelt de verdachte dat hij in twee situaties te ver is gegaan met [naam 3] . Zo was er één situatie waarin zijn vingers langs de buitenkant van [naam 3] borsten gingen. Hierbij kreeg hij zelf een associatie met de MeToo-beweging en heeft hij [naam 3] gevraagd of hij niet te ver was gegaan. Het andere moment vond plaats in april 2021 in Friesland, toen de verdachte de blote bil van [naam 3] masseerde door met zijn hand een stukje in haar broek en onder haar string te gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht ‘waar ben ik mee bezig?’ en dat het die nacht in zijn hoofd bleef rondtollen. De volgende dag vroeg hij aan [naam 3] of hij niet te ver was gegaan. De verdachte noemt deze laatste gebeurtenis in zijn brief aan de ouders van [naam 3] een uitschieter.
De partner van de verdachte heeft verklaard dat [naam 3] in de tenlastegelegde periode bij haar en de verdachte heeft gelogeerd, en dat zij en de verdachte ook wel bij [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] thuis hebben opgepast. In zoverre biedt deze verklaring steunbewijs voor de gelegenheden waarbij de tenlastegelegde gedragingen konden plaatsvinden.
Daarnaast heeft [naam 3] haar verhaal in 2020 gedaan aan een vriendin, [naam 4] . De verklaring van [naam 4] komt in grote lijnen overeen met wat [naam 3] in haar aangifte en getuigenverhoor heeft verteld.
Omdat de rechtbank de aangifte en het getuigenverhoor van [naam 3] betrouwbaar acht en de verklaringen van [naam 3] op essentiële onderdelen steun vinden in de verklaringen van de verdachte, zijn partner en [naam 4] , gaat de rechtbank ervan uit dat het betasten van de billen, vagina en schaamlippen is gebeurd zoals [naam 3] heeft verklaard.
De rechtbank acht voldoende steunbewijs aanwezig ten aanzien van zowel de handelingen van de verdachte toen [naam 3] nog minderjarig was (het betasten van haar buik, borsten, billen, vagina en schaamlippen) als toen zij meerderjarig was.
Met betrekking tot het onverhoedse karakter van de betasting van [naam 3] in Friesland, toen zij meerderjarig was, stelt de rechtbank vast dat niet alleen [naam 3] schrok van deze betasting maar dat ook de verdachte zelf zich afvroeg waar hij eigenlijk mee bezig was en zijn hand terug trok. Ook dit duidt op een onverhoeds karakter.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel aannemen dat de verdachte seksueel bij [naam 3] is binnengedrongen door zijn vingers tussen haar schaamlippen te brengen en te houden. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van [naam 3] op dit punt niet exact is te duiden is hoe en in hoeverre de verdachte met zijn vingers tussen haar schaamlippen is geweest. De rechtbank kan hiermee niet zonder twijfel aannemen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake is van het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam 3] door de verdachte zoals hem ten laste is gelegd. De verdachte zal daarom van het derde en vierde feit worden vrijgesproken.
Het steunbewijs met betrekking tot [naam 1] en [naam 2]
De verdachte heeft bekend dat hij [naam 1] en [naam 2] kriebelsessies gaf terwijl zij in alleen hun onderbroek op bed lagen en waarbij hij hun hele lichaam kriebelde. De verdachte vroeg [naam 2] tijdens deze sessies om zijn benen uit elkaar leggen, zodat hij overal goed bij kon. Ook is het volgens de verdachte voorgekomen, en heeft hij waargenomen, dat [naam 1] en [naam 2] een erectie kregen tijdens het kriebelen. Daarnaast heeft de verdachte [naam 1] inderdaad wel eens verzocht de partner van de verdachte niet te vertellen over de kriebelsessies.
De partner van de verdachte heeft verklaard dat zij wel eens tegen de verdachte heeft gezegd dat ze de kriebelsessies te veel, te lang en te plakkerig vond.
De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de verdachte steunbewijs bieden voor de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] . Het steunbewijs ziet op het kriebelen van de benen, billen en buik van [naam 1] en [naam 2] . De verklaring van de partner van de verdachte biedt steunbewijs aan de frequentie, de duur en intensiteit van de kriebelsessies. Omdat de rechtbank de getuigenverhoren van [naam 1] en [naam 2] betrouwbaar acht en de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] op essentiële onderdelen steun vinden in de verklaringen van de verdachte en zijn partner, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat ook het betasten van de penis heeft plaatsgevonden zoals [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard.
Het ontuchtige karakter van de gedragingen
De verdediging heeft het ontuchtige karakter van de tenlastegelegde gedragingen betwist. Zo vonden [naam 1] en [naam 2] volgens de verdachte de kriebelsessies fijn, en zou het ongemak daarover hen zijn aangepraat binnen het gezin. Ook het lichamelijk contact met [naam 3] volgens de verdachte gebeurd zonder seksuele intenties. Bovendien kwam zij zelf tegen hem aan zitten om zich te laten masseren, aldus de verdachte. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de tenlastegelegde gedragingen inderdaad intiem waren, maar niet van seksuele aard, en dat er voor hem een ‘keiharde grens’ bestaat tussen seksualiteit en intimiteit. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat als er bij hem geen sprake is van seksuele opwinding, een aanraking niet van seksuele aard en dus niet ontuchtig is. Voor de rechtbank blijft onduidelijk wat de verdachte dan heeft bedoeld met zijn opmerking dat hij in twee situaties met [naam 3] te ver is gegaan.
Van een ontuchtige handeling, zoals bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, is sprake als het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Als het seksuele karakter van een handeling niet direct duidelijk is, komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt, kunnen daarbij relevant zijn. Anders dan de verdachte stellig meent, blijkt uit voorgaande maatstaf dat ook intieme handelingen die de verdachte niet als seksueel ervaart, ontuchtig kunnen zijn omdat zij in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte naar de genoemde sociaal-ethische norm de grenzen van maatschappelijk aanvaardbaar lichamelijk contact met zijn nichtje en neefjes ver heeft overschreden. Verdachte raakte over de blote huid en deels over de onderkleding heen intieme plekken aan, zoals de onderrug, buik, billen, liezen en geslachtsdelen. Dit deed hij met name als hij alleen met één van hen was, op de bank of in een slaapkamer, en hij is met dit gedrag doorgegaan tot ver in de pubertijd van de kinderen. Dit is sociaal-ethisch gezien een vergaande overschrijding van maatschappelijk aanvaardbaar gedrag.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat de handelingen van de verdachte, in samenhang en naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm bezien, ontuchtig zijn. Gelet op de familierechterlijke relatie tussen de verdachte en de kinderen en de rol die de verdachte zich heeft aangemeten binnen het gezin van de broer van zijn partner, kunnen [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] tijdens de tenlastegelegde gedragingen (met uitzondering van feit 6) worden aangemerkt als aan de zorg van de verdachte toevertrouwde minderjarigen.
Bewezenverklaring feiten 1, 2, 5 en 6Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat zij het eerste, tweede, vijfde en zesde feit bewezen verklaard acht.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 17 november 2014 tot en met 28 december 2021 te Leiden en te Sassenheim en te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, en in Kroatië,
met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kriebelen, aanraken en betasten van/over de benen, billen, buik en de penis van die [naam 1] ;
2
hij op tijdstippen in de periode van 29 juni 2016 tot en met 28 december 2021 te Leiden en te Sassenheim en te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, en in Kroatië,
met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kriebelen, aanraken en betasten van/over de benen, billen, buik en de penis van die [naam 2] ;
5
hij op tijdstippen in de periode van 15 november 2010 tot en met 13 november 2017 te Leiden en te Sassenheim, met [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het kriebelen, aanraken en betasten van/over de buik, borsten, billen, vagina en schaamlippen van die [naam 3] ;
6
hij op 9 april 2021 te Oudehaske, gemeente De Fryske Marren, door een feitelijkheid, te weten door onverhoeds met zijn, verdachtes, hand in haar broek te gaan,
[naam 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar heup en bil.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over de strafoplegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige nichtje [naam 3] en neefjes [naam 1] en [naam 2] . De ontucht heeft plaatsgevonden over een lange periode. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan aanranding van zijn nichtje toen zij meerderjarig was. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het ondergaan van ontuchtige handelingen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de normale seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren kan doorkruisen. De verdachte heeft de ontuchtige handelingen bovendien mede verricht bij [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] thuis, een plek die voor hen juist veilig zou moeten zijn.
Verdachte was als oom van [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] iemand die zij vertrouwden, waarmee zij ook leuke dingen deden en aan wie zij loyaal waren. Uit de verklaringen blijkt dat de slachtoffers het alle drie moeilijk vonden om met hun verhaal naar buiten te komen, vanwege de goede band met de verdachte en de wens om de goede verhoudingen in de familie niet te verstoren. [naam 3] heeft een psycholoog ingeschakeld en heeft over het gedrag van de verdachte niet uit zichzelf durven spreken met haar ouders. Met het plegen van de ontuchtige handelingen heeft de verdachte het vertrouwen dat [naam 3] , [naam 1] , [naam 2] en hun ouders in hem als familielid hadden, ernstig geschaad.
Strafblad
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Aan het strafblad van de verdachte komt daarmee geen betekenis toe bij de bepaling van de straf die de rechtbank de verdachte zal opleggen.
Persoon van de verdachte
De reclassering heeft niet kunnen voldoen aan het verzoek van de rechtbank om een reclasseringsadvies over de verdachte op te maken. Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank dan ook niet meer informatie dan die de verdachte heeft willen geven en de indruk die de verdachte heeft achtergelaten na de bijna vijf uur durende zitting. Daaruit komt voor de rechtbank een beeld naar voren van een man die van zichzelf en zijn eigen normen en waarden overtuigd is en zich niet laat corrigeren.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn, zoals vermeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is geschonden. Elke verdachte heeft recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen twee jaren nadat deze termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze waarborg strekt onder meer ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met de aanhouding van de verdachte op 15 augustus 2022. De redelijke termijn is dan ook met ruim zes maanden overschreden. Hoewel de verdachte en zijn raadsman in deze overschrijding zelf ook een aandeel hadden, is het verstrijken van deze tijd te betreuren voor zowel de verdachte als voor [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] en hun ouders.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij vergelijkbare zaken, mede in aanmerking genomen de strafverzwarende omstandigheid dat [naam 3] (toen zij minderjarig was), [naam 1] en [naam 2] tijdens de ontuchtige handelingen aan de zorg van de verdachte waren toevertrouwd. De rechtbank weegt verder strafverhogend mee dat hij de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] als ‘aangepraat’ beschouwt en [naam 3] als fantast neerzet. Hij heeft op geen enkele manier laten blijken de gevoelens van zijn nichtje en neefjes serieus te willen nemen, hetgeen wel denkbaar zou zijn, zelfs vanuit zijn perspectief waarin hij het niet eens is met de duiding van zijn gedragingen.
De verdachte heeft weliswaar een brief aan de ouders geschreven maar lijkt daarmee vooral (opnieuw of nogmaals) zijn kijk op de zaak te willen vertellen. De verdachte lijkt niet open te staan voor een ander perspectief op de door hem verrichte gedragingen die hij als intiem, maar niet ontuchtig, kwalificeert. Enige vorm van inzicht of rekenschap voor wat betreft het effect van zijn handelen op [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] , heeft de verdachte niet laten zien. Dit alles weegt de rechtbank in zijn nadeel mee bij de strafbepaling.
De rechtbank weegt de overschrijding van de redelijke termijn in strafverlagende zin mee.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, met name omdat de rechtbank feit 3 en 4 niet bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 246, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8. De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1,2, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, 2 en 5:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. A. van Welie, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. M.C. Ritsema van Eck - van Drempt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2025.