ECLI:NL:RBDHA:2025:2660
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Somaliër en beoordeling van herkomst door de rechtbank
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit Somalië, heeft op 27 november 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 9 juli 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep beslist. De rechtbank heeft op 18 september 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 21 oktober 2024 een aanvullend besluit genomen, maar eiser heeft hierop gereageerd en zijn standpunt herhaald dat hij zijn herkomst aannemelijk heeft gemaakt.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in het aanvullende besluit de gebreken heeft hersteld. Eiser heeft onvoldoende gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn herkomstgebied, en de rechtbank concludeert dat de taalanalyse niet inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft geen verifieerbare antwoorden gegeven die specifiek zijn voor zijn herkomstgebied, en de rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het gebrek is hersteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.174,50.