ECLI:NL:RBDHA:2025:2660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.28282 en NL24.28283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somaliër en beoordeling van herkomst door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit Somalië, heeft op 27 november 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 9 juli 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep beslist. De rechtbank heeft op 18 september 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 21 oktober 2024 een aanvullend besluit genomen, maar eiser heeft hierop gereageerd en zijn standpunt herhaald dat hij zijn herkomst aannemelijk heeft gemaakt.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in het aanvullende besluit de gebreken heeft hersteld. Eiser heeft onvoldoende gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn herkomstgebied, en de rechtbank concludeert dat de taalanalyse niet inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft geen verifieerbare antwoorden gegeven die specifiek zijn voor zijn herkomstgebied, en de rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het gebrek is hersteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.174,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.28282 (beroep) en NL24.28283 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 27 november 2021 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 9 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.2.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
1.3.
In de tussenuitspraak van 18 september 2024 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.4.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 21 oktober 2024 een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft hierop bij bericht van 15 januari 2025 gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de taalanalyse voor zover hij ziet op de spraak van eiser inzichtelijk en concludent is. Voor zover in de taalanalyse onder punt 3.2 wordt gesteld dat eiser niet in staat is correcte, concrete en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn herkomstgebied is de rechtbank van oordeel dat de taalanalyse niet inzichtelijk en concludent is. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de door eiser gegeven uitleg voor zijn dialect ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder heeft nagelaten te betrekken dat eiser op het eerste gezicht gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over zijn herkomstgebied. In het bestreden besluit is verweerder niet ingegaan op eisers standpunt in de zienswijze dat hij veel kennis heeft van zijn herkomstgebied en dat hij daarmee zijn herkomst aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder moeten motiveren waarom de (gestelde) kennis van Bardera niet af kan doen aan de conclusie dat eiser niet afkomstig is uit Bardera. Een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling houdt in dat alle relevante feiten en omstandigheden moeten worden meegewogen. Door niet te motiveren waarom de (gestelde) kennis van het herkomstgebied niet af doet aan de conclusie dat eiser niet afkomstig is uit Bardera, heeft verweerder hier niet aan voldaan.
Heeft verweerder het gebrek hersteld?
3. Verweerder stelt zich in het aanvullende besluit op het standpunt dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft geen gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn gestelde herkomstgebied. Dit blijkt zowel uit het rapport taalanalyse als uit de summiere verklaringen van eiser.
3.1.
Verweerder heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak de taalanalist verzocht om een weerwoord. Uit het ‘weerwoord taalanalyse’ blijkt het volgende. De onder punt 3.2 van de taalanalyse ingenomen stelling, namelijk dat eiser niet in staat is correcte, concrete en detailleerde informatie te verschaffen, moet worden gezien als een opmerking van de taalanalist. Het resultaat van de taalanalyse is uitsluitend gebaseerd op een analyse van de spraak van eiser. In het aanvullend besluit heeft verweerder er verder nog op gewezen dat eiser slechts heeft gesproken over ‘de rivier’, ‘de moskee’ en ‘de brug waar kamelen over lopen’. Eiser heeft hierbij geen namen genoemd. Ook is eiser niet bekend met het alom aanwezige verbouwen van sorghum, tabak en palmbomen in zijn gestelde herkomstregio, hetgeen extra bevreemdend is omdat eiser heeft gesteld dat hij zijn vader elke dag op de boerderij hielp.
3.2.
Eiser heeft summiere kennis van zijn gestelde herkomstgebied. Volgens verweerder zijn de door eiser gegeven antwoorden ofwel niet verifieerbaar ofwel dusdanig algemeen van aard dat dit niet enkel te herleiden is tot Bardera. Van de door eiser genoemde vier wijken in Bardera valt er enkel één te verifiëren, namelijk de wijk Horseed. Verweerder wijst er in dit verband op dat deze naam een veel voorkomende benaming is in Somalië. Dat deze benaming ook in Bardera terug te vinden, is onvoldoende om de gestelde herkomst te volgen. Ook heeft eiser oppervlakkig verklaard over de voorzieningen in Bardera. Dat een stad met meer dan 700.000 inwoners openbare gebouwen en diensten huisvest, zoals een moskee, een apotheek, een voetbalstadion en een ziekenhuis is niet bijzonder. Dat eiser verklaart dat de moskee de Jamaac moskee heet is niet uniek voor Bardera. In het Somalisch verwijst Jamaac naar de benaming Masjid Jamaac (moskee). Het woord Jamaac is een woord dat afkomstig is uit het Arabisch en betekent samenkomst ofwel gemeenschap. Deze bekende benaming voor een moskee blijkt in heel Somalië terug te vinden. Het gaat hier om een bekende benaming die veelvuldig voorkomt en niet uniek is voor Bardera. Eiser heeft ook hiermee niet zijn specifieke kennis van Bardera aangetoond.
3.3.
Ook heeft eiser summier verklaard over zijn gestelde bevolkingsgroep en welke grotere stammen in Bardera aanwezig zijn. De door eiser genoemde stammen, de Marexan, Ogadeh en Raxanwayn, zijn stammen die behoren tot de grootste clans van Somalië en die verspreid over het land wonen. Het enkel kunnen benoemen van de drie grootste clans in het land is onvoldoende om de gestelde herkomst aannemelijk te achten. Eisers verklaringen vertellen niets over de positie van de verschillende stammen en clans in Bardera en omgeving.
4. In zijn zienswijze heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij zijn herkomst wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt. Volgens eiser heeft hij gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn herkomstgebied. Zijn verklaringen zijn niet oppervlakkig of ontoereikend. Eiser kan veel zaken benoemen en heeft aantoonbare kennis van zijn woonomgeving. Het feit dat eiser de namen van bepaalde wijken of rivieren is vergeten, kan hem niet worden aangerekend.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het aanvullende besluit de door de rechtbank geconstateerde gebreken hersteld.
5.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser, op het eerste gezicht, gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde herkomstgebied. De rechtbank heeft hierbij gewezen op hetgeen eiser in zijn nader gehoor heeft verklaard en dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom deze verklaringen onjuist dan wel onvoldoende waren. In het bestreden besluit heeft verweerder zich immers alleen op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende kennis heeft van het herkomstgebied, zonder duidelijk te maken waaruit dat blijkt. In het aanvullend besluit heeft verweerder deze motivering alsnog gegeven. Door deze aanvullende motivering is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser ook door middel van zijn verklaringen zijn gestelde herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft enkele algemene verklaringen afgelegd over zijn herkomstgebied. Ook heeft eiser veel in Somalië algemeen voorkomende namen genoemd. Eiser heeft echter geen verifieerbare antwoorden gegeven die specifiek zien op Bardera. Dat eiser wel enkele algemene antwoorden heeft kunnen geven, maakt nog niet dat eiser aantoonbaar kennis heeft van zijn gestelde herkomstgebied.
5.2.
Ten aanzien van de opmerking in de taalanalyse dat eiser weinig weet over zijn herkomstgebied, is de rechtbank van oordeel dat nog steeds niet duidelijk is geworden waarop de taalanalist dit heeft gebaseerd. Verweerder heeft echter gemotiveerd uiteengezet dat dit niet doorslaggevend was voor de conclusie dat eiser niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië. En dat deze conclusie slechts is gebaseerd op de analyse van de spraak van eiser. Daardoor is de rechtbank van oordeel dat hiermee het geconstateerde gebrek is hersteld.
5.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Deze grond slaagt niet.
Loopt eiser bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade?
6. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank zich niet uitgelaten over de overige gronden die eiser heeft aangevoerd. In het navolgende zal de rechtbank de overige gronden van eiser alsnog bespreken.
7. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling door Al Shabaab omdat hij verwesterd is.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan deze grond niet slagen. Eiser heeft zijn herkomst niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daarom niet hoeven uitgaan van de gestelde vrees voor Al Shabaab. Bovendien staat niet vast dat eiser zal moeten terugkeren naar een gebied waar Al Shabaab aan de macht is. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd waaruit blijkt dat hij verwesterd is. De enkele stelling dat eiser al lang in Europa is, is onvoldoende.
Heeft verweerder het inreisverbod op kunnen leggen?
8. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat het inreisverbod ten onrechte is opgelegd. Eiser heeft hierbij gewezen op de banden die hij heeft met zijn zus.
8.1.
Ook deze grond slaagt niet. Eiser heeft de gestelde familieband met zijn zus in Noorwegen op geen enkele manier onderbouwd. Reeds daarom kan deze grond niet slagen.
Conclusie en gevolgen
9. Omdat het bestreden besluit een gebrek bevatte, is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder het gebrek heeft hersteld met het aanvullend besluit en de overige gronden ook niet kunnen leiden tot vernietiging. Dit betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.
10. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 3.174,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 907,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.174,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u, voor zover het de hoofdzaak betreft, een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.