5.3.Daarnaast heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft zijn gestelde vrees voor rekrutering door de PKK en Al-Hashd al Shaabi niet aannemelijk gemaakt. Ook acht de minister niet aannemelijk dat eiser door de Peshmerga wordt gezien als een verrader. Verder leiden de verklaringen van eiser over zijn verblijf in het vluchtelingenkamp in Duhok en de informatie over de situatie in de kampen in Duhok in het algemeen ambtsbericht over Irak van november 2023 (algemeen ambtsbericht), niet tot de conclusie dat bij terugkeer een reëel risico bestaat op ernstige schade.
De beroepsgronden
6. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat de beroepsgronden van eiser niet zijn gericht tegen het standpunt van de minister dat eiser niet is aan te merken als vluchteling. De beroepsgronden zijn gericht tegen het standpunt van de minister dat eiser geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM1 en op ernstige schade als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn.2
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2 Richtlijn 2011/95/EU.
7. Eiser voert hiertoe aan dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder a, onder b en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Hij wijst hierbij op de problemen die hij heeft ondervonden in Irak omdat hij Jezidi is en het geloofwaardig bevonden incident in het […] van de Peshmerga . Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Irak door de Peshmerga wordt gezien als een verrader en deserteur, waardoor hij niet terug kan naar het ontheemdenkamp van de Peshmerga in Duhok . Eiser heeft concrete voorbeelden genoemd van discriminatie; hij kan niet werken, wordt vernederd en fysiek aangevallen en moet in het kamp in Duhok onder onmenselijke omstandigheden leven. Verder voert eiser aan dat hij als ontheemde Jezidi meer risico loopt op ernstige schade. Met de wijziging van het groepenbeleid naar het risicoprofielenbeleid met
WBV 2024/12, zijn Jezidi ’s in Irak ten onrechte niet langer aangemerkt als een kwetsbare minderheidsgroep of als een risicoprofiel. Hoe dan ook moet de minister rekening houden met de sociale groep van eiser, namelijk dat hij een Jezidi is uit [regio] , die heeft moeten vluchten vanwege IS geweld in 2014 en sindsdien in een ontheemdenkamp verblijft in Duhok . Eiser wijst in dit verband op artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn. De minister heeft zijn eerdere ervaringen ten onrechte niet zwaarder laten meewegen bij de beoordeling van zijn aanvraag om internationale bescherming. Eiser voert ook aan dat hij in [regio] geen huis heeft om naar terug te keren. Ook is het niet veilig voor hem in [regio] , omdat hij Jezidi is en omdat hij heeft gewerkt voor de Peshmerga . Volgens eiser is IS in sommige delen van [regio] nog steeds actief. Eiser verwijst hierbij naar het algemeen ambtsbericht.3 Eiser voert daarnaast aan dat hij in Duhok te vrezen heeft voor willekeurig geweld van de verschillende strijdende groepen. Hij kan geen bescherming krijgen van de Peshmerga vanwege zijn problemen. Andere groepen zullen hem niet beschermen vanwege zijn (vermeende) banden met de Peshmerga , aangezien hij voor hen heeft gewerkt. Eiser wijst verder op de erbarmelijke omstandigheden in het ontheemdenkamp : er breken regelmatig branden uit, ontheemden zijn afhankelijk van voedselhulp, de kampen zijn overbevolkt en zijn niet geschikt voor extreme weersomstandigheden en er is een gebrek aan medische zorg en hygiëne.4 In de kampen is sprake van een verregaande materiële deprivatie. Eiser heeft in dit kader verwezen naar meerdere uitspraken van het HvJEU.5 Hoewel de minister in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt dat deze uitspraken betrekking hebben op een andere situatie, geeft het HvJEU in deze zaken een uitleg over de toetsing aan artikel 3 van het EVRM. Deze uitspraken zijn daarom van toepassing op de situatie van eiser. Eiser wijst ook op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 juli 2024, waaruit volgt dat individuele omstandigheden moeten worden betrokken bij de beoordeling van 15c. Hierbij acht eiser het van belang dat hij Jezidi is waardoor hij te maken krijgt met discriminatie, dat hij in een ontheemdenkamp heeft verbleven dat onder bescherming van de Peshmerga valt en waar hij problemen mee heeft gehad. Daarnaast is hij geruime tijd buiten Irak verbleven en is zijn leeftijd een risicofactor.
Het oordeel van de rechtbank
Risico op doodstraf of executie (artikel 15, aanhef en onder a, Kwalificatierichtlijn)
8. Op grond van artikel 15, aanhef en onder a, van de Kwalificatierichtlijn bestaat ernstige schade uit de doodstraf of executie. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor de doodstraf of executie bij terugkeer naar Irak. De problemen die eiser in Irak heeft ondervonden wijzen niet op een dergelijk risico en uit de verklaringen van eiser kan niet worden afgeleid dat hij voor dergelijke problemen vreest. De beroepsgrond slaagt niet.
3 Pagina 11 van het algemeen ambtsbericht.
4 Eiser verwijst hierbij naar het AA, pagina’s 92 en 93.
5 ECLI:EU:C:2019:219, punt 91, ECLI:EU:C:2019:218, punt 93, ECLI:EU:C:2022:103, punt 32 en ECLI:EU:C:2024:749, punt 64.
Risico op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (artikel 15, aanhef en onder b, Kwalificatierichtlijn)
9. Ernstige schade als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder b van de Kwalificatierichtlijn (15b), bestaat uit foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in het land van herkomst van de betreffende vreemdeling.