ECLI:NL:RBDHA:2025:2681
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Eritrese verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 11 november 2024 het verzoek van de verzoeker afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 februari 2025, waar de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de minister zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de samenhangende zaak NL24.44648, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 februari 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.