ECLI:NL:RBDHA:2025:2688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
NL24.42083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser op 28 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 21 januari 2024. De rechtbank, zittende in Middelburg, doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, heeft onderzocht of de asielaanvraag van eiser niet in behandeling moest worden genomen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 22 maart 2024 is aangevangen en dat deze verlengd is door de inwerkingtreding van de WBV 2023/26. Hierdoor eindigt de beslistermijn pas op 22 juni 2025. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 23 september 2024 te vroeg is ingediend, waardoor het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.42083

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Saakjan)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 21 januari 2024.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Verweerder heeft onderzocht of de asielaanvraag van eiser niet in behandeling moet worden genomen omdat een andere lidstaat van de Europese Unie daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [2] Artikel 42, zesde lid, van de Vw [3] bepaalt dat de beslistermijn in dergelijke gevallen aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Dat moment is in ieder geval aangebroken wanneer de in de Dublinverordening neergelegde uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Dat moment kan zich echter ook eerder voordoen, bijvoorbeeld als verweerder zelf eerder besluit om de asielaanvraag aan zich te trekken of als door feiten en omstandigheden blijkt dat de verantwoordelijkheid vanaf een bepaald moment aan Nederland behoort of zal gaan behoren.
3. In de memo nationale procedure heeft verweerder meegedeeld dat er is besloten om geen terug-/overnameverzoek in te dienen bij de Italiaanse autoriteiten en dat de termijn om een verzoek in te dienen is verstreken. Dit betekent dat verweerder vanaf 22 maart 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op dat moment was de termijn voor het indienen van een terug-/overnameverzoek verstreken.
4.
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw moet er binnen zes maanden op een asielaanvraag worden beslist. Gelet op wat hierboven is overwogen, vangt deze beslistermijn in het geval van eiser aan op 22 maart 2024. De beslistermijn zou daarom op 22 september 2024 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/26 [4] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 22 juni 2025 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van de meervoudige kamer van 20 november 2024 [5] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/26 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 23 september 2024 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 21 februari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2103.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Besluit van 27 december 2023, nummer WBV 2023/26, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2024 nr. 473.