In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.K. Bulthuis, heeft haar aanvraag ingediend op 26 september 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 26 maart 2024. Echter, de minister van Asiel en Migratie heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en ziet geen reden om van dat oordeel af te wijken in deze zaak.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 19 december 2024 prematuur is ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze beslissing.