ECLI:NL:RBDHA:2025:271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
NL24.36573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Nigeriaanse eiser na afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op 15 april 1992, diende op 14 augustus 2021 een asielaanvraag in, die door de minister op 27 augustus 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand, omdat het besluit inhoudelijk juist is. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig zijn, vooral met betrekking tot de moord op zijn ouders en de dreiging van de Ogboni-sekte. De rechtbank wijst op een eerder motiveringsgebrek in de besluitvorming van de minister en concludeert dat de minister in de proceskosten van de eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de verplichting van de minister om adequaat te motiveren waarom bepaalde verklaringen niet geloofwaardig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36573

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit, is geboren op 15 april 1992 en heeft op 14 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd waarin is vermeld dat hij binnen vier weken moet vertrekken.
1.1.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister. Ook was een tolk aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Omdat het besluit inhoudelijk juist is, bepaalt de rechtbank dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven en dat de minister daarom geen nieuw besluit hoeft te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn vader voorzitter was van de Peoples Democratic Party (PDP) in Ikpoba Okha, Edo State. De vader van eiser bezat ook veel land dat hij bebouwde. In 2014 zijn de ouders van eiser vermoord door leden van een andere politieke partij met de naam het All Progressives Congress (APC). Op de dag van de moord van de ouders was eiser naar het land van zijn vader gegaan samen met zijn ouders. Op weg naar een ver afgelegen hut om water te halen, hoorde eiser geweerschoten en heeft hij zich in het bos schuil gehouden. In de namiddag is eiser op zoek gegaan naar zijn ouders en trof hen dood aan, waarna eiser dezelfde dag nog is vertrokken naar de stad Kano, alwaar hij twee maanden bij een vriend, [naam] , heeft verbleven. De leden van het APC wisten dat eiser nog in leven was. Eiser vreesde om door hen gedood te worden. Van [naam] hoorde eiser dat zijn vader lid was van de Ogboni-sekte en dat deze sekte eiser nu, als enig kind van zijn vader, wil doden voor een ritueel. Ook vreest eiser om door leden van de Ogboni-sekte te worden gedood omdat eiser gezien heeft dat zijn vader is vermoord. Eiser is Nigeria in 2014 ontvlucht.
3.1.
Bij besluit van 1 maart 2023 heeft de minister de aanvraag afgewezen als ongegrond. Het door eiser ingestelde beroep tegen dat besluit is bij uitspraak van
28 maart 2023 [1] door deze rechtbank gegrond verklaard. Hierbij is het besluit vernietigd, met de opdracht aan de minister om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Het bestreden besluit
4.
Met het (nieuw) bestreden besluit (en het daarin ingelaste voornemen van 27 juni 2024) heeft de minister de aanvraag van eiser wederom afgewezen als ongegrond. [2] Bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser heeft de minister de volgende elementen aangemerkt als relevant:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. moord op de ouders van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen.
4.1.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen over de moord op zijn ouders en de daaruit voortvloeiende problemen zijn ongeloofwaardig geacht. Omdat niet is gebleken dat eiser kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, komt hij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, dan wel b, van de Vw 2000, aldus de minister. De minister concludeert dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is.
Het standpunt van eiser
5.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit van de minister. Wat hij daartoe in de gronden van beroep aanvoert, zal de rechtbank hierna bespreken.
Verwijzing naar de zienswijze
6.
Voor zover eiser erop heeft gewezen dat al hetgeen in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waarop de rechtbank dient in te gaan. De minister is in het bestreden besluit immers uitgebreid ingegaan op de zienswijze van eiser. Daarom zal de rechtbank uitsluitend ingaan op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Geloofwaardigheidsbeoordeling van het tweede relevante element
7.
Eiser stelt dat de minister hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet heeft onderbouwd waarom hij geen tijd heeft gehad om documenten te verzamelen gedurende tien jaar. Eiser heeft geen tijd gehad om stukken mee te nemen omdat hij onmiddellijk gevlucht is vanuit zijn woonomgeving naar Kano. Daar heeft eiser inderdaad twee maanden verbleven maar daarover heeft hij tijdens de gehoren ook al verklaard dat de vriend van zijn vader hem had verteld dat het gevaarlijk voor eiser was en dat hij niet meer in Nigeria kon blijven. Het was te gevaarlijk en lastig voor eiser om stukken, voor zover er al stukken waren, te proberen te verkrijgen. Van de Ogboni-sekte kon eiser geen stukken overleggen. Eiser was angstig door het incident en door wat hij van de vriend van zijn hoorde.
7.1.
De minister stelt dat niet is gebleken dat eiser in de afgelopen tien jaar enige poging heeft ondernomen om aan documenten te komen. Dat eiser angstig was of dat het gevaarlijk was en dat de gebeurtenissen inmiddels tien jaar geleden hebben plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Eiser heeft immers ook de jaren daarna niet geprobeerd om aan documenten te komen. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom het daadwerkelijk lastig is geweest om aan documenten te komen.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser zijn asielrelaas niet heeft onderbouwd met documenten en dat niet is gebleken van een verschoonbare reden voor het ontbreken daarvan. De minister heeft in dat verband mogen wijzen op eisers verklaringen over de belangrijke positie van zijn vader binnen de PDP en dat niet valt in te zien dat eiser hiervan geen enkel bewijsstuk heeft kunnen overleggen, evenals van de dood van zijn ouders in 2014. De rechtbank kan de minister volgen in haar standpunt dat het aannemelijk is dat de Nigeriaanse pers aandacht besteedt aan een moord op een lokale voorzitter van een prominente partij. De minister heeft het ontbreken van documenten eiser mogen tegenwerpen, temeer nu hij zelf heeft verklaard dat er wel informatie is [3] . Dat het lastig zou zijn omdat het zolang geleden is, of dat eiser angstig was, geen juiste ingang zou hebben en niemand zou hebben om hierbij hulp te kunnen vragen, heeft de minister onvoldoende mogen vinden. Eiser heeft immers ruim twee maanden in Kano verbleven in 2014 en had in de vele jaren daarna ruim de tijd om op zoek te gaan naar documenten. Het is aan eiser om zijn asielrelaas te onderbouwen met documenten.
7.3.
Eiser stelt dat hij niet heeft gezegd dat hij de namen door elkaar heeft gehaald door de tolk. Eiser heeft gezegd dat het in de uitspraak zit. Eiser spreekt [naam] meer uit als [naam] en dat is blijkbaar door de tolk verstaan als [naam] . Daarom stelt eiser dat hij in het aanvullend gehoor geen andere naam heeft genoemd.
7.4.
De minister stelt zich op het standpunt dat de tegenstrijdigheden in eisers verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Zo is het opmerkelijk dat eiser de vriend van zijn vader, bij wie hij ruim twee maanden heeft verbleven, in eerste instantie [naam] noemt en tijdens het aanvullend gehoor [naam] . In de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor is enkel aangegeven dat de naam van de vriend van zijn vader uitgesproken dient te worden als [naam] en niet als [naam] . Deze vriend speelt een belangrijke rol in het relaas van eiser. Hij heeft ruim twee maanden bij hem verbleven. Eiser is na het incident met zijn ouders meteen naar hem toegegaan en hij is ook degene geweest die eiser heeft gewaarschuwd dat hij voor zijn leven moest vrezen en heeft eiser geholpen om Nigeria, met hulp van een smokkelaar, te ontvluchten [4] . Deze vriend was ook als familie, eiser ging er weleens naar toe op vakantie [5] .
7.5.
De beroepsgrond kan niet slagen. De minister stelt terecht dat niet valt in te zien dat eiser zich vergist in de naam van een voor hem zo belangrijke persoon. Dat het verkeerd vertaald zou zijn door de tolk of verkeerd zou zijn opgeschreven, heeft de minister niet hoeven volgen nu de namen [naam] en [naam] verschillende klanken hebben en fonetisch niet bij elkaar zijn te brengen.
7.6.
De minister volgt eiser in zijn standpunt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer zijn vader problemen heeft ondervonden. De minister handhaaft terecht dat eiser onvoldoende duidelijk en eenduidig kan verklaren over de problemen van zijn ouders tussen 2010 en 2014 nu hij heeft verklaard dat hij niet wist of zijn vader problemen heeft ondervonden tussen 2010 en 2014 en hij alleen weet dat er geen aanvallen waren en ook geen andere voorbeelden van problemen kan noemen [6] .
7.7.
De beroepsgrond dat eiser heeft verklaard dat zijn vader klaagde dat hij niet meer veilig was en dat de APC bezig was om zijn positie over te nemen, heeft de minister onvoldoende mogen vinden en slaagt daarom niet. De minister wijst er terecht op dat in de correcties en aanvullingen van 7 maart 2024 en in de zienswijze is vermeld dat de vader van eiser wel degelijk problemen had, maar dat onvoldoende concreet is toegelicht om wat voor problemen het zou gaan. Van eiser mag verwacht worden dat hij gedetailleerder kan verklaren en meer informatie had kunnen verschaffen over de problemen van zijn vader nu dit een belangrijk aspect in zijn asielrelaas betreft.
7.8.
De minister heeft verder in het bestreden besluit de verklaringen over dat eiser na het schietincident terug is gegaan naar huis, niet meer tegenstrijdig geacht, nu in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is aangegeven dat eiser niet terug is gegaan naar huis maar direct naar Kano vertrok. Maar de minister handhaaft terecht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het aantreffen van zijn ouders en het al dan niet zien van meerdere mensen na het terugkeren uit het bos
.De minister heeft dit eiser mogen tegenwerpen. Enerzijds is immers verklaard dat eiser veel mensen zag toen hij terugkeerde uit het bos om zijn ouders te zoeken [7] , dan zegt eiser dat hij dit nooit zou hebben gezegd [8] en dat hij in de namiddag zijn ouders is gaan zoeken [9] , wat eiser tijdens het aanvullend gehoor weer ontkent [10] en wat in de correcties en aanvullingen weer is gecorrigeerd zonder toelichting [11] . De minister stelt terecht dat eisers betoog dat het 10 jaar geleden is gebeurd, geen verschoonbare verklaring is voor het in korte tijd afleggen van wisselende verklaringen, met name nu het om een indrukwekkende gebeurtenis in eisers leven gaat. De minister stelt terecht dat eisers aanpassing in de correcties en aanvullingen zonder enige toelichting onvoldoende is om de tegenstrijdige verklaringen van eiser niet langer aan hem tegen te werpen. Eisers beroepsgrond dat hij in de correcties en aanvullingen van 7 maart 2024 wel degelijk op zoek is gegaan naar zijn ouders en ze heeft gezien, kan daarom niet slagen. De verwijzing naar eisers verklaringen in het aanvullend gehoor op bladzijde 5 kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit ook de tegenstrijdige verklaringen op dit punt niet wegneemt.
7.9.
Eiser stelt zich ook op het standpunt dat niet kan worden ingezien dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd over het vermoeden dat ze bespioneerd werden. Eiser stelt dat hij in de gehoren heeft verklaard dat hij het vermoeden had dat ze bespioneerd werden. In de zienswijze heeft hij aangegeven dat hij mensen hoorde praten over drie personen.
7.10.
De minister stelt zich op het standpunt dat ook op dit punt wisselende verklaringen zijn afgelegd, ook in zeer korte tijd. De minister heeft eiser dit terecht tegengeworpen en heeft daartoe mogen wijzen op de verklaringen zoals afgelegd in het nader gehoor [12] en het aanvullend gehoor [13] . Eisers betoog dat geen sprake zou zijn van wisselende verklaringen op dit punt is een onvoldoende weerlegging van het standpunt van de minister. Dat geldt ook voor het ter zitting gestelde dat sprake zou kunnen zijn van problemen in de vertaling door de tolk. Daarvan is niet gebleken, nu uit het aanvullend gehoor blijkt dat eiser de tolk goed heeft verstaan en begrepen [14] en aan het eind van het gehoor verklaarde geen op- of aanmerkingen te hebben op de werkwijze van de tolk.
7.11.
De minister heeft eiser ook mogen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wel of niet een jongere broer tijdens zijn reis heeft meegenomen. De minister heeft daartoe mogen wijzen op eisers verklaringen ten overstaan van de vreemdelingenpolitie op 14 augustus 2021. Eiser verklaart dan over de periode in Libië, waar een tas van hem zou zijn gestolen en hij gestoken is in zijn oog. Eiser verklaart dat hij daaraan een groot litteken heeft overgehouden, en ook dat er iemand is gedood waarvan eiser getuige was en dat een jongere broer van hem is meegenomen die hij niet meer heeft teruggezien. In het aanvullend gehoor is eiser hiermee geconfronteerd en dan geeft eiser aan dat dit niet zou kloppen, dat hij enig kind is en dat dit één van de redenen was waarom de Ogboni hem wilden vermoorden voor hun ritueel [15] . Eisers stelling dat het in zijn cultuur gebruikelijk is om mannen met wie je omgaat broers te noemen, heeft de minister niet hoeven volgen, nu hij specifiek verklaarde over ‘zijn jongere broertje’, hetgeen anders is dan alleen ‘broer’ [16] .
7.12.
De minister heeft zich ook niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat sprake is van tegenstrijdige verklaringen over het ooglitteken. Enerzijds is immers bij de vreemdelingenpolitie verklaard dat eiser is gestoken bij de beroving van de tas in Libië. Tijdens het aanvullend gehoor verklaart eiser echter dat het litteken (aan de zijkant van zijn oog) komt door het raken van een tak tijdens zijn vlucht door het bos na het incident met zijn ouders waardoor hij zelfs bewusteloos is geraakt [17] . In de zienswijze is gesteld dat de verwonding eerst in Nigeria is opgelopen en dat eiser later, toen hij werd beroofd in Libië, een verwonding opliep waardoor de wond is opengegaan. De minister stelt terecht dat hij dit eerder had moeten uitleggen en dat dit niet duidelijk is op te maken uit het verhoor bij de vreemdelingenpolitie of bij de gehoren. Eisers stelling dat het bij de vreemdelingenpolitie niet over het inhoudelijk relaas gaat, neemt de tegenstrijdige verklaringen op dit punt niet weg. De beroepsgrond kan niet slagen.
7.13.
Eiser stelt tot slot dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar het litteken op de borst waarover tijdens het aanvullend gehoor vragen zijn gesteld en waarvan eiser een foto heeft laten zien. Ter ondersteuning van dit standpunt wordt gewezen op eerder vermelde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 maart 2023. Eiser stelt dat in het bestreden besluit niet nader is ingegaan op het litteken en dat er op dit punt op geen enkele wijze rekening is gehouden met de uitspraak van 28 maart 2023.
7.14.
De minister volgt eiser niet in dit standpunt en stelt dat in het bestreden besluit eiser niet langer wordt tegengeworpen dat zijn vader geen lid kan zijn geweest van de Ogboni sekte door zijn Edo-etniciteit. De geloofwaardigheidsbeoordeling hiervan speelt daarom in het geheel geen rol meer in het bestreden besluit en het gestelde Ogboni-teken op de borst van eiser dus ook niet. Het Ogboni-lidmaatschap van de vader van eiser en de littekens die eiser heeft, hebben geen zelfstandige betekenis binnen het relaas van eiser. Eiser stelt immers te vrezen te hebben naar aanleiding van de moord op zijn ouders en dit is ongeloofwaardig geacht.
7.15.
Ter zitting is door eiser gesteld dat het ingenomen standpunt van de minister op dit punt onjuist is, nu eerder op dit punt in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 maart 2023 een motiveringsgebrek is aangenomen en in het bestreden besluit hieraan overwegingen gewijd hadden moeten worden. Deze beroepsgrond slaagt. Eiser stelt terecht dat in de vorige procedure een motiveringsgebrek is aangenomen omtrent het standpunt van de minister dat eisers vader niet lid kan zijn geweest van de Ogboni-sekte. Ook heeft de minister het gestelde Ogboni-teken op de borst van eiser ten onrechte niet in haar beoordeling betrokken, omdat dit teken van belang kan zijn voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van het lidmaatschap van de Ogboni-sekte van eisers vader. Ter zitting is door de minister erkend dat er geen overwegingen zijn gewijd aan het eerder door de rechtbank geconstateerde motiveringsgebrek. De enkele stelling van de minister ter zitting dat eiser nu niet langer wordt tegengeworpen dat zijn vader geen lid was van de sekte en dat de gestelde problemen met de sekte ongeloofwaardig zijn, kan niet tot het oordeel leiden dat het eerder geconstateerde motiveringsgebrek thans in het bestreden besluit is hersteld. In het bestreden besluit had de minister nader in moeten gaan op het door de rechtbank geconstateerd motiveringsgebrek. Dit betekent dat het thans bestreden besluit
– anders dan de minister meent – opnieuw een motiveringsgebrek bevat. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb [18] . Het beroep is om deze reden gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit zal worden vernietigd.
7.16.
In het belang van de finale geschilbeslechting zal de rechtbank beoordelen of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Dat is voor wat betreft het hier geconstateerde motiveringsgebrek het geval. Eiser heeft namelijk de in het verweerschrift en ter zitting gegeven toelichting dat de problemen met de Ogboni-sekte ongeloofwaardig zijn, niet gemotiveerd bestreden. Bovendien volgt de rechtbank de minister in haar standpunt dat de moord op de ouders van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft mogen vinden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, gelet op wat onder 7.15 is geoordeeld. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Dat betekent dat dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond en zich ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning of uitstel van vertrek om medische redenen.
8.1.
Vanwege het onder 7.15 geconstateerde gebrek in de besluitvorming bestaat er aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL23.6370.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Zie bld. 16 nader gehoor van 21 februari 2023.
4.Bld. 10, nader gehoor van 21 februari 2023.
5.Bld. 15, nader gehoor, 21 februari 2023.
6.Bld. 9, aanvullend gehoor van 22 februari 2024.
7.Bld. 8, aanvullend gehoor van 22 februari 2024.
8.Zie bld. 12, aanvullend gehoor van 22 februari 2024.
9.Bld. 8, nader gehoor van 21 februari 2023.
10.Bld. 12, aanvullend gehoor van 22 februari 2024.
11.Correcties en aanvullingen van 7 maart 2024, bld. 2.
12.Zie bld. 14 van het nader gehoor van 21 februari 2023.
13.Zie bld. 12 en 13 van het aanvullend gehoor van 22 februari 2024.
14.Zie bld. 2, 9, 14 en 15 van het aanvullend gehoor.
15.Bld. 6 van het aanvullend gehoor.
16.Bld. 6 van het aanvullend gehoor.
17.Bld. 11 van het aanvullend gehoor.
18.Algemene wet bestuursrecht.