ECLI:NL:RBDHA:2025:2801

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
09/268554-24 en 10/008723-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting, diefstal met bedreiging van geweld, voorhanden hebben vuurwapen en aanwezig hebben van 278,9 gram MDMA

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting, diefstal met bedreiging van geweld, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van 278,9 gram MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel niet aanwezig bij de diefstal, als medepleger kan worden aangemerkt. De feiten vonden plaats in de periode van augustus tot september 2024, waarbij de verdachte betrokken was bij het afhandelen van een oplichting waarbij een kwetsbaar slachtoffer werd benadeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat een schadevergoeding te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de beoordeling meegenomen, evenals het recidiverisico en de noodzaak van begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/268554-24 en 10/008723-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het Justitieel Complex [complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 december 2024 (pro forma) en 7 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Limburg en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Versteegh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 december 2024 - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (09/268554-24)
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] , heeft bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
- de afgifte van een of meerdere geldbedragen en/of een of meerdere bankpassen en/of een laptop en/of een telefoon en/of een of meerdere opladers en/of
- het ter beschikking stellen van een of meerdere pincodes en/of (inlog)gegevens waarmee kon worden ingelogd in de computer en/of (inlog)gegevens van de internetbankierenomgeving en de daarin beschikbare gegevens (zoals het betaallimiet) gekoppeld aan de rekeningen van die [naam 1] , door:
- telefonisch contact op te nemen met die [naam 1] en/of
- zich voor te doen als vertegenwoordiger/medewerker van de vereniging Nederlandse banken en/of
- tegen die [naam 1] te zeggen dat er sprake is van een virus/beveiligingsprobleem op zijn telefoon en dat er handelingen op een computer dienden te worden verricht en/of
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij het programma Anydesk, althans een computerprogramma, moest downloaden en in moest loggen op dat computerprogramma/Anydesk en/of die [naam 1] te vragen om (inlog)gegevens te delen en/of (vervolgens) de besturing van de computer over te nemen en/of een of meerder bedragen van de rekeningen van die [naam 1] over te maken naar een meerdere andere rekeningen en/of
- tegen die [naam 1] te zeggen dat zijn bankpassen en/of laptop en/of telefoon en/of opladers, althans een of meerdere goederen, door een koerier zouden worden opgehaald en/of
- zich naar de woning/flat van die [naam 1] te begeven en/of zich aldaar voor te doen als koerier en/of
- ( vervolgens) de bankpassen en/of laptop en/of telefoon en/of opladers van die [naam 1] mee te nemen;
2
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere paren schoenen (van het merk Dior), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [naam 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de buik, althans het lichaam, van die [naam 2] te zetten en/of
- tegen die [naam 2] te roepen: “blijf op afstand!”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Zoetermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Blow, model Mini, kaliber 9 mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Zoetermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (bruto) 318,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of Crystal Meth, zijnde MDMA en/of Crystal Meth, althans een hoeveelheid van een materiaal, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Dagvaarding II (10-008723-24)
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, op de openbare weg de Zwanenhoek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (rug)tas (met inhoud, te weten een pasjeshouder en/of een rijbewijs en/of een powerbank en/of een deodorantfles en/of één paar Dior schoenen (maat 42) in een schoenendoos) en/of een (papieren)tas (met inhoud, te weten één paar Dior schoenen (maat 44) in een schoenendoos en/of twee stuks papier) en/of een mobiele telefoon (Iphone 12), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich (in overtal) dreigend aan die [naam 3] op te dringen en/of
- ( dreigend) aan die [naam 3] de woorden toe te voegen "waar ga je naar toe?" en/of – zakelijk weergegeven- dat die [naam 3] zijn telefoon moest afgeven, althans woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
- die (rug)tas vast/beet te pakken en vast te houden en/of (vervolgens) die (rug)tas (met kracht) van(af) de rug en/of uit de hand(en) van die [naam 3] te trekken/rukken en/of
- meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) op de arm en/of het lichaam van die [naam 3] te slaan en/of te stompen en/of
- die (papieren)tas vast te pakken en/of (vervolgens) die (papieren)tas (met kracht) te rukken/trekken uit de hand(en) van die [naam 3] en/of
- ( een handvat van) een mes althans (een handvat van) een op een mes gelijkend voorwerp (dreigend) te tonen, althans die [naam 3] de indruk geven dat hij verdachte en/of zijn, mededader(s) een mes had/droeg en/of
- ( dreigend) meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) een slaande en/of stompende beweging te maken naar/in de richting van die [naam 3] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, op de openbare weg de Zwanenhoek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van "een (rug)tas (met inhoud, te weten een pasjeshouder en/of een rijbewijs en/of een powerbank en/of een deodorantfles en/of één paar Dior schoenen (maat 42) in een schoenendoos) en/of een (papieren)tas (met inhoud, te weten één paar Dior schoenen (maat 44) in een schoenendoos en/of twee stuks papier) en/of een mobiele telefoon (Iphone 12), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 3] en/of een derde toebehoorde(n) door
- zich (in overtal) dreigend aan die [naam 3] op te dringen en/of
- ( dreigend) aan die [naam 3] de woorden toe te voegen "waar ga je naar toe?" en/of – zakelijk weergegeven- dat die [naam 3] zijn telefoon moest afgeven, althans woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
- die (rug)tas vast/beet te pakken en vast te houden en/of (vervolgens) die (rug)tas (met kracht) van(af) de rug en/of uit de hand(en) van die [naam 3] te trekken/rukken en/of
- meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) op de arm en/of het lichaam van die [naam 3] te slaan en/of te stompen en/of
- die (papieren)tas vast te pakken en/of (vervolgens) die (papieren)tas (met kracht) te rukken/trekken uit de hand(en) van die [naam 3] en/of
- ( een handvat van) een mes althans (een handvat van) een op een mes gelijkend voorwerp (dreigend) te tonen, althans die [naam 3] de indruk geven dat hij verdachte en/of zijn, mededader(s) een mes had/droeg en/of
- ( dreigend) meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) een slaande en/of stompende beweging te maken naar/in de richting van die [naam 3] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte partiële vrijspraak van het bij dagvaarding I, onder 1, tenlastegelegde bepleit en integrale vrijspraak van het bij dagvaarding I, onder 2 en het bij dagvaarding II tenlastegelegde. Met betrekking tot het bij dagvaarding I, onder 3 en 4, tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
Dagvaarding II
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de verdachte iets te maken heeft met het Snapchat account waarvandaan berichten zijn gestuurd naar de aangever, kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat de verdachte als medepleger bij de op die berichten gevolgde diefstal met geweld betrokken is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverweging over het bij dagvaarding I (09/268554-24) onder 2 tenlastegelegde feit (straatroof in Zoetermeer)
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte niet wist dat de door hem via Marktplaats aangekochte schoenen van Dior onder de dreiging van geweld zouden worden gestolen door de jongen die de verdachte die schoenen heeft laten ophalen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de straatroof en dat er dus geen sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarvan kan ook sprake zijn als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarnaast geldt een dubbel opzetvereiste. De verdachte moet zowel opzet op de onderlinge samenwerking met de mededader(s) hebben gehad, als opzet op het gronddelict: in dit geval de straatroof.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de straatroof in Zoetermeer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte degene is geweest die de afspraak met de aangever heeft gemaakt en tot twee minuten voor de beroving contact met hem had. De verdachte stuurde zelfs nog een bericht dat hij de aangever zag aankomen. Dat was evident een leugen, want de verdachte was zelf niet bij de beroving aanwezig. De rechtbank ziet niet in waarom de verdachte dit laatste zou hebben gedaan, als hij echt niet wist dat de schoenen zouden worden gestolen. De rechtbank ziet dit juist als een slinkse manier om bij de aangever het vertrouwen te wekken dat de “koper” zelf ter plekke zou zijn en de “koop” zonder problemen zou doorgaan. In plaats daarvan werd de verkoper verrast door twee onbekenden die hem even daarna zouden beroven van zijn schoenen.
De verdachte heeft daarnaast op de terechtzitting verklaard dat hij geen geld had in de periode rond 14 augustus 2024. Dat is twee weken voor onderhavig feit. De rechtbank vindt het daarom onaannemelijk dat de verdachte in diezelfde periode ineens € 750,- ter beschikking had om Dior schoenen te kopen. Ook blijkt uit de chatberichten met de aangever dat de verdachte de aangever van tevoren geen aanbetaling wilde doen en dat hij erop gebrand was dat de aangever naar Zoetermeer zou komen. Daarmee creëerde de verdachte de vereiste omstandigheden voor een beroving van de schoenen zoals heeft plaatsgevonden. Tenslotte had de verdachte de schoenen 20 minuten na de straatroof al in zijn bezit gekregen via zijn mededaders en heeft hij ook vlak na de straatroof het telefoonnummer van de aangever geblokkeerd. Gelet op al deze omstandigheden – in samenhang bezien – vindt de rechtbank het niet geloofwaardig dat de verdachte niet wist dat het gronddelict een diefstal betrof en daar dus geen (voorwaardelijk) opzet op had. Hoewel de verdachte niet aanwezig was tijdens de diefstal, is door zijn faciliterende en coördinerende rol (direct) voorafgaand aan en in de afhandeling van de diefstal, sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte(n) die de diefstal hebben uitgevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte als medepleger van de diefstal aan de DIOR schoenen kan worden aangemerkt.
De volgende vraag is of het opzet van de verdachte ook gericht was op de bij de diefstal gebruikte bedreiging met geweld. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de aangever de dure Dior schoenen vrijwillig en zonder verzet zou afgeven aan, of laten meenemen door de twee medeverdachten. Het gebruik van geweld, dan wel de bedreiging daarmee, was nodig om de diefstal te voltooien en de kans daarop was gelet hierop aanmerkelijk. De rechtbank wordt in dat oordeel gesterkt door het feit dat de verdachte aangever ook niet naar zijn huis heeft laten komen, maar naar een andere locatie, terwijl hij de aangever liet geloven dat die andere locatie zijn huisadres was. Gelet hierop had de verdachte minst genomen ook voorwaardelijk opzet op de bij de diefstal gebruikte dreiging met geweld.
De rechtbank acht het alternatieve scenario zoals geschetst door de verdediging gelet op het voorgaande daarom onaannemelijk. De rechtbank zal het verweer verwerpen en is van oordeel dat ook feit 2 van dagvaarding I bewezen kan worden.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I, onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 14 augustus 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [naam 1] heeft bewogen tot afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- de afgifte van geldbedragen en bankpassen en een laptop en een telefoon en opladers en
- het ter beschikking stellen van pincodes en inloggegevens van de internetbankierenomgeving en de daarin beschikbare gegevens (zoals het betaallimiet) gekoppeld aan de rekeningen van die [naam 1] , door:
- telefonisch contact op te nemen met die [naam 1] en
- zich voor te doen als medewerker van de vereniging Nederlandse banken en
- tegen die [naam 1] te zeggen dat er sprake is van een virus op zijn telefoon en dat er handelingen op een computer dienden te worden verricht en
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij het programma Anydesk moest downloaden en in moest loggen op Anydesk en die [naam 1] te vragen om inloggegevens te delen en vervolgens de besturing van de computer over te nemen en meerder
ebedragen van de rekeningen van die [naam 1] over te maken naar meerdere andere rekeningen en
- tegen die [naam 1] te zeggen dat zijn bankpassen en laptop en telefoon en opladers door een koerier zouden worden opgehaald en
- zich naar de flat van die [naam 1] te begeven en zich aldaar voor te doen als koerier en
- vervolgens de bankpassen en laptop en telefoon en opladers van die [naam 1] mee te nemen;
2
hij op 3 september 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere paren schoenen van het merk Dior, die aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- die [naam 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de buik van die [naam 2] te zetten en
- tegen die [naam 2] te roepen: “blijf op afstand!”;
3
hij op 19 september 2024 te Zoetermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Blow, model Mini, kaliber 9 mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op 19 september 2024 te Zoetermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad
278,9gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zich inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur en meewerken aan het traject CoachE25.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal met bedreiging van geweld. Ook heeft hij een vuurwapen en 278,9 gram MDMA voorhanden gehad. De rechtbank vindt dit ernstige feiten en rekent deze de verdachte aan.
De oplichting heeft plaatsgevonden bij een kwetsbare man die bewust lijkt te zijn uitgekozen. In georganiseerd verband en misbruik makende van diens persoonlijke gegevens, heeft de verdachte gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin. Hij heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen van het slachtoffer. Ook heeft hij zich er niet om bekommerd dat zoiets overlast, schade en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Het slachtoffer verklaart angstig te zijn geworden na het incident en vertrouwt bijna niemand meer. Niet alleen werden zijn pinpas en andere goederen op sluwe wijze afhandig gemaakt, maar ook werd veel geld afgeschreven van zijn bankrekeningen.
Bij de diefstal met bedreiging met geweld in Zoetermeer had de verdachte een bijzondere, maar faciliterende en coördinerende rol. Wederom heeft hij zich totaal niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer en enkel gehandeld uit financieel gewin. Het is heel ingrijpend als je denkt dat je schoenen aan iemand staat te verkopen en er wordt ineens een vuurwapen in je buik gedrukt. Daarnaast heeft dit feit plaatsgevonden op de openbare weg met veel getuigen. Dit vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving en doet afbreuk aan de openbare orde.
Het kennelijke gemak en de onverschilligheid waarmee de verdachte en zijn mededaders bij de feiten 1 en 2 hebben gehandeld, vindt de rechtbank stuitend en verontrustend.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft (potentieel) een zeer gevaarzettend karakter. Dit bezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. De praktijk wijst immers uit dat het bezit van vuurwapens vaak leidt tot het gebruik daarvan en dit zorgt niet zelden voor levensgevaarlijke situaties. De verdachte had ook een flinke hoeveelheid MDMA aanwezig. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen en veelal leiden tot verslaving aan het gebruik ervan. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Het bezit hiervan dient dan ook krachtig te worden ontmoedigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 december 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij al eerder onherroepelijk voor een straatroof is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 6 februari 2025, waaruit volgt dat het de verdachte niet lukt om zijn leven op orde te krijgen. Hij heeft geen stabiele woonplek, geen startkwalificatie, geen werk maar wel schulden. Daarnaast is sprake van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zich inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur en meewerken aan het traject CoachE25.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat ook aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Concluderend zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaren noodzakelijk is als stok achter de deur voor de verdachte om het roer daadwerkelijk om te gooien en de hulpverlening kans van slagen te geven.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

dagvaarding I, feit 1
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.590,10, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.840,10 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade.
dagvaarding II
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.950,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.950,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van [naam 1] is naar het oordeel van de officier van justitie met betrekking tot het materiële gedeelte gedeeltelijk toewijsbaar, en wel tot een bedrag van € 2.399,10. De officier van justitie concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige. De vordering van [naam 3] is naar het oordeel van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd. Voor het materiële deel verzoekt de officier van justitie de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De officier van justitie verzoekt het bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 250,- en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie verzoekt de bedragen van beide vorderingen hoofdelijk toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van [naam 1] toewijsbaar is tot een bedrag van € 2.348,-. Het deel van de vordering dat ziet op de Phoenix betalingen en de immateriële schade moet niet-ontvankelijk worden verklaard en de vordering moet voor het overige worden afgewezen. Mocht de rechtbank een ander oordeel zijn toegedaan, dan verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de vordering van [naam 3] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat de verdachte niet betrokken is geweest bij de diefstal met geweld en er dus ook geen rechtstreeks verband is met de geleden schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [naam 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post van € 2.348,- (Amac Leidschendam), is namens de verdachte niet betwist, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en kan daarom worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarnaast ook worden vastgesteld dat de overige gevorderde materiële schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Uit het dossier en het verhandelde op de terechtzitting volgt immers dat de verdachte de laptop en de telefoon van de benadeelde partij heeft opgehaald en meegenomen en dat de benadeelde partij bewogen is om de gegevens van zijn rijbewijs te kopiëren zodat de benadeelde partij – nu die gegevens bij de oplichting zijn gebruikt – evident een nieuw rijbewijs heeft moeten aanvragen. Omdat sprake is van medeplegen zal ook het gedeelte van de vordering dat ziet op de schade die ontstaan is naar aanleiding van de Phoenix betalingen (€ 3.244,-) worden toegewezen. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I, onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 5.840,10.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding, overweegt de rechtbank het volgende. Gebleken is dat de benadeelde partij zijn vordering baseert op de grondslag van art. 6:106 sub b BW, bestaande uit geestelijk letsel, dan wel een aantasting in de persoon “op andere wijze”. Voor zover de benadeelde partij zijn vordering baseert op het bestaan van geestelijk letsel, heeft hij zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Hoewel de rechtbank kan invoelen dat het gebeurde de benadeelde partij bepaald niet onberoerd heeft gelaten, heeft hij geen objectieve en concrete gegevens verschaft (zoals bijvoorbeeld een medisch-specialistisch rapport) waaruit volgt dat hij geestelijk letsel als gevolg van het feit heeft opgelopen. Voor vergoeding voor een aantasting in de persoon “op andere wijze” bestaat daarom geen grond. Niet kan worden gezegd dat de gevolgen van oplichting, gelet op de aard en ernst van de normschending, zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.840,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
Vordering van [naam 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, de straatroof gepleegd in Spijkenisse, zal worden vrijgesproken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst (als bijlage B aan dit vonnis gehecht) onder 1 en 2 genoemde voorwerpen (te weten één telefoontoestel met goednummer PL1500-2024284477-3206387 en één telefoontoestel met goednummer PL1500-2024284477-3206390), verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bij dagvaarding I, onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp (te weten: schoenen met het goednummer PL1500-2024284477-3206453) is op de terechtzitting afstand gedaan door de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I, onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op de Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag. De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem zal opstellen;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • meewerkt aan een traject van coaching vanuit de Gemeente Zoetermeer ofwel van CoachE25;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
vordering van de benadeelde partij [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 5.840,10 aan materiële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.840,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
vordering van de benadeelde partij [naam 3]
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
  • 1 telefoontoestel met goednummer PL1500-2024284477-3206387;
  • 1 telefoontoestel met goednummer PL1500-2024284477-3206390;
van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 3 is afstand gedaan door de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2025.
Bijlage A
Gebruikte bewijsmiddelen
Bijlage B
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen