ECLI:NL:RBDHA:2025:2821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/09/667770 / FA RK 24-4170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en raadsonderzoek naar de situatie van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2010 in Syrië zijn gehuwd. De vrouw heeft op 7 juni 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend, met nevenvoorzieningen zoals kinderalimentatie en het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en vrouw gezamenlijk gezag uitoefenen over hun vier minderjarige kinderen, maar dat er ernstige zorgen zijn over de situatie van de kinderen, met name over de oudste dochter, [minderjarige 1]. De rechtbank heeft een raadsonderzoek gelast om de situatie van de kinderen beter in kaart te brengen, gezien de problematische relatie tussen de ouders en de signalen van een loyaliteitsconflict bij de kinderen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] voorlopig bij de man vastgesteld, terwijl de andere kinderen bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 50,- per maand voor alle kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegekend. De zaak is aangehouden tot 1 augustus 2025 voor de resultaten van het raadsonderzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-4170 (scheiding) en FA RK 24-7061 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/667770 (scheiding) en C/09/673373 (verdeling)
Datum beschikking: 18 februari 2025

Scheiding

Beschikking op het op 7 juni 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Fakiri te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Hassan te Almere.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 7 juni 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen, namens
de vrouw;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van 22 juli 2024, met
bijlagen, namens de man;
- het verweerschrift van 20 september 2024 tegen het zelfstandig verzoek, met
bijlagen, namens de vrouw;
- de brief van 11 november 2024, met bijlagen, namens de vrouw.
De kinderrechter heeft met de minderjarige [minderjarige 1] op 13 januari 2025 een gesprek gevoerd. Omdat [minderjarige 1] het erg moeilijk vond om te praten, heeft de kinderrechter haar uitgelegd dat ze ook een brief mag schrijven. [minderjarige 1] heeft dit gedaan met haar brief van 20 januari 2025.
Op 21 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank gevoegd behandeld met het verzoek van de man tot wijziging van voorlopige voorzieningen (zaaknummer C/09/678169/ FA RK 25-68). Dit laatste verzoek is op de zitting ingetrokken.
Op de gevoegde behandeling zijn verschenen:
-de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en tolk M. Ziad;
-de man, bijgestaan door zijn advocaat;
-namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) [naam] .

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2010 te [plaatsnaam 1] , Syrië.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
o [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
o [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 1] , Syrië;
o [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats 2] , Turkije;
o [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2018 te [geboorteplaats 2] , Turkije.
  • [minderjarige 1] verblijft op dit moment bij de man en [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verblijven bij de vrouw.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De man, de vrouw en de kinderen hebben de Syrische nationaliteit.
  • Deze rechtbank heeft op 17 mei 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:
 dat de vrouw met ingang van 1 juni 2024 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaatsnaam 2] , aan de [adres] en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
 dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd;
 dat de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen iedere zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij zich te hebben, waarbij de vrouw de kinderen om 12.00 uur naar de ingang van de Action in [plaatsnaam 2] brengt en de man de kinderen om 17.00 uur op dezelfde locatie terugbrengt;
 dat de door de man te betalen voorlopige kinderalimentatie op nihil wordt vastgesteld.
- De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 14 oktober 2024 –voor zover
hier relevant– de vorderingen van de vrouw tot het terugbrengen van [minderjarige 1] naar haar
en de daaraan verbonden dwangmiddelen afgewezen.

Verzoek en verweer

Het gewijzigde verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
-
primair:
te bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de te wijzen beschikking;
subsidiair:
te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben;
- vaststelling van kinderalimentatie van € 25,- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht;
- toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning ( [postcode] ) [plaatsnaam 2] , aan de [adres] ;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man na wijziging, zelfstandig verzocht:
-
primair:
te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben;
subsidiair:
vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen
(zorgregeling), in die zin dat de kinderen de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw;
- vaststelling van de kinderalimentatie op nihil althans zodanige bijdrage als de rechtbank juist acht;
- toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Huwelijksakte ontbreekt
De rechtbank stelt vast dat de vrouw heeft verzuimd een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte over te leggen, dat niet ouder is dan drie maanden, zoals door het vijfde lid onder a van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met het procesreglement scheiding wordt vereist. Het zesde lid van artikel
815 Rv bepaalt dat indien er redenen zijn om aan te nemen dat een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte niet kan worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of op andere wijze daarin kan worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter. Bij gebreke daarvan, kan de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
De vrouw stelt dat zij niet over een huwelijksakte beschikt en dat zij hier ook niet alsnog aan kan komen, omdat zij een erkende vluchteling is. Partijen zijn immers gevlucht uit Syrië. Wel heeft zij het rapport eerste gehoor en nader gehoor van de man bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst overgelegd.
De rechtbank vindt het gelet op het feit dat partijen uit Syrië zijn gevlucht voldoende aannemelijk dat de vrouw redelijkerwijs geen recent en gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte kan overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw het bestaan van het huwelijk voldoende aangetoond met de overgelegde rapporten van het eerste gehoor en nader gehoor bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, gecombineerd met de gegevens uit de Basisregistratie Personen.
Er is geen ouderschapsplan
Op grond van artikel 815, tweede lid, Rv, voor zover hier van belang, dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen over wie partijen al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen.
Omdat het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding, heeft de rechtbank de bevoegdheid de echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en de behandeling op de zitting voldoende naar voren gekomen dat de ouders niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank voorbij gaan aan het vereiste van artikel 815 lid 2 Rv.
Omdat aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en verzoekt om echtscheiding.
De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding kan worden toegewezen.
Opname ouderschapsplan
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft zij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking. De rechtbank zal hierop Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt primair het ouderschapsplan in de beschikking op te nemen.
De rechtbank constateert dat de ouders geen gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan hebben ingediend. Zij hebben geen overeenstemming bereikt over de onderwerpen in het ouderschapsplan, zodat de rechtbank het verzoek van de vrouw tot opname van het ouderschapsplan zal afwijzen.
Hoofdverblijfplaats, zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling.
Omdat het ouderschapsplan ontbreekt, betekent dit dat het (subsidiaire) verzoek van de vrouw aan de orde is, waarbij zij verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De man verzoekt zelfstandig primair de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Subsidiair verzoekt de man een zorgregeling (co-ouderschapsregeling) vast te stellen.
Uit de stukken, wat uit het kindgesprek met [minderjarige 1] en op de zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken dat er ernstige zorgen bestaan over de kinderen, in het bijzonder over [minderjarige 1] . De ouders zijn eind 2015/begin 2016 met de twee oudste kinderen uit Syrië naar Turkije gevlucht. Het gezin heeft daar enkele jaren gewoond. In Turkije zijn de twee jongste kinderen geboren. De man is in 2020 alleen vanuit Turkije naar Nederland gereisd. De vrouw is met de kinderen in Turkije gebleven. In 2022 is ook de vrouw met de kinderen naar Nederland gekomen. Vanuit een asielzoekerscentrum hebben ze vervolgens een woning gekregen. De relatie tussen de ouders verliep moeizaam. De kinderen werden voortdurend geconfronteerd met grote spanningen en ruzies tussen de ouders. Deze ruzies gingen vaak over relaties die de vrouw mogelijk had met een andere man. In het bijzonder [minderjarige 1] had hiervan veel last. Begin 2024 is de relatie tussen de ouders beëindigd. Sinds die tijd lijken de ouders niet meer op constructieve wijze met elkaar te kunnen communiceren, zij diskwalificeren elkaar als ouders en hebben geen of onvoldoende vertrouwen in elkaar. De ouders zijn niet in staat gebleken hun verantwoordelijkheid voor de kinderen te nemen en hun strijd te staken door het belang van de kinderen boven hun eigen belangen te laten prevaleren. Dit alles heeft zijn weerslag op de kinderen. De kinderen lijken klem en verloren te zijn geraakt tussen de ouders. Er zijn reeds zorgelijke signalen die erop wijzen dat de kinderen door deze problematische relatie van de ouders in een loyaliteitsconflict zijn geraakt. In het bijzonder [minderjarige 1] lijkt hierin voor haar vader te hebben gekozen. Zij verblijft op dit moment ook bij de vader. Kinderen die zich in een loyaliteitsconflict bevinden doen dit om zichzelf te beschermen tegen deze strijd en rust te creëren, zo heeft de Raad ter zitting uitgelegd aan de ouders. De keuze van [minderjarige 1] voor haar vader kan dus als een manier worden gezien om met het loyaliteitsconflict om te gaan. De wens van [minderjarige 1] tot geen contact met de moeder sluit op deze keuze aan.
De rechtbank vindt het verder zeer zorgelijk dat de kinderen in (aparte) gesprekken met medewerkers van het Kernteam hebben aangegeven dat de moeder soms scheldt, schreeuwt en [minderjarige 1] slaat. De kinderrechter heeft naar aanleiding van het gesprek met [minderjarige 1] ook hele grote zorgen over haar. [minderjarige 1] was in het gesprek vrijwel niet in staat om iets te zeggen. Zij kon alleen enigszins praten met behulp van poppetjes die de kinderrechter gebruikte in het gesprek. Om het makkelijker te maken heeft de kinderrechter de bij het gesprek aanwezige griffier gevraagd de ruimte te verlaten om één op één met [minderjarige 1] te praten. [minderjarige 1] worstelde overduidelijk met wat ze wilde maar niet kon zeggen. Toen de kinderrechter haar vroeg of ze liever met het gesprek wilde stoppen, omdat dat natuurlijk ook mag, was dat ook niet wat ze wilde. [minderjarige 1] wilde de kinderrechter en de kamer waar het gesprek plaatsvond niet verlaten. Zij wilde zonder iets te zeggen in aanwezigheid van de kinderrechter blijven. Vanzelfsprekend heeft de kinderrechter haar die ruimte gegeven en is in stilte naast haar blijven zitten, omdat [minderjarige 1] dit zo wilde. Na de tijd te hebben genomen, heeft de kinderrechter [minderjarige 1] gezegd dat zij haar ook mocht schrijven wat ze te zeggen had. Na het gesprek heeft de rechtbank een brief ontvangen van [minderjarige 1] . Hieruit blijkt dat [minderjarige 1] het erg moeilijk heeft en bij haar vader wil wonen.
Uit een door de man overgelegd whatsapp-bericht komt naar voren dat de moeder de kinderen lange tijd alleen heeft gelaten en niet voor eten heeft gezorgd. De vrouw betwist dit en stelt dat de man de kinderen manipuleert en instrueert om haar in een kwaad daglicht te zetten. Volgens de vrouw doet de man dit om zijn doel te bereiken: het huurrecht krijgen van de echtelijke woning. Gebleken is dat mediation tussen de ouders niet is gelukt en dat het traject Ouderschapsbemiddeling niet van de grond is gekomen. Op dit moment is nog hulpverlening betrokken van Stichting Welzijn en Ondersteuning van de gemeente [gemeente] en voor [minderjarige 1] is Westcoaching ingezet.
Zoals op de zitting is besproken, ziet de rechtbank – evenals de Raad – aanleiding om de Raad te verzoeken een onderzoek te verrichten en daarover rapport en advies uit te brengen. De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een definitieve beslissing te nemen over de vaststelling van de hoofdverblijfplaats en de co-ouderschapsregeling c.q. zorgregeling. Zoals reeds uit het voorgaande volgt, vindt de rechtbank de situatie rond de kinderen, in het bijzonder rond [minderjarige 1] , zeer zorgelijk. Er zijn signalen van een loyaliteitsconflict bij de kinderen en contactverlies met de moeder. Dit zijn ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. De rechtbank vindt het van belang dat de situatie rondom de kinderen, mede vanwege de tegenstrijdige visies van de ouders, goed in kaart wordt gebracht. Een raadsonderzoek is daarom noodzakelijk om een volledig beeld van de situatie te krijgen.
Het raadsonderzoek en het gemotiveerde raadsadvies moeten in ieder geval zien op de volgende concrete vragen van de rechtbank:
- Welke hoofdverblijfplaats is in het belang van de kinderen?
- Hoe moet de zorgregeling met de niet-verzorgende ouder van de kinderen eruit
zien? Behoort een co-ouderschapsregeling tot de mogelijkheden?
- Hebben de ouders en/of de kinderen (nadere) hulpverlening nodig en zo ja, welke?
De rechtbank wijst er ten overvloede op dat als de Raad het nodig vindt, het raadsonderzoek
uitgebreid mag worden met een beschermingsonderzoek.
In afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek blijft de beschikking van deze rechtbank in de voorlopige voorzieningenprocedure van 17 mei 2024 voor [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gehandhaafd. Anders dan in de beschikking van 17 mei 2024 is bepaald, zal de rechtbank voor [minderjarige 1] bepalen dat haar hoofdverblijfplaats voorlopig bij de man zal zijn, zodat haar feitelijke situatie overeenkomt met de juridische werkelijkheid. Ook de voorlopige zorgregeling voor [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zal worden voortgezet. Dit betekent dat [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voorlopig iedere zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] om 12.00 uur naar de ingang van de Action in [plaatsnaam 2] brengt en de man hen om 17.00 uur op dezelfde locatie terugbrengt. Voor [minderjarige 1] zal de rechtbank op dit moment geen zorgregeling vaststellen. Bij haar bestaat enorme weerstand tegen het contact met haar moeder. Er is het nodige tussen de ouders en tussen [minderjarige 1] en haar moeder voorgevallen, waardoor [minderjarige 1] een hoge weerstand heeft opgebouwd. Beide ouders lijken geen oog te hebben voor hun aandeel in de breuk tussen de vrouw en [minderjarige 1] . De rechtbank vindt het daarom belangrijk dat de ouders nu samen, mogelijk met hulp van hulpverleners, het contact tussen [minderjarige 1] en haar moeder gaan vormgeven. Daarbij zal de man het contact tussen [minderjarige 1] en haar moeder moeten stimuleren, zoals hij bijvoorbeeld op de verjaardag van [minderjarige 1] ook zou hebben gedaan, maar volgens de man door de vrouw is geweigerd. Voor [minderjarige 1] is belangrijk dat duidelijk wordt dat haar vader haar emotioneel kan ondersteunen in het contact met haar moeder.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing over de vaststelling van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek aanhouden tot
1 augustus 2025 pro forma. De rechtbank verwacht van de advocaten van de ouders dat zij zich ná ontvangst van het raadsrapport en advies uiterlijk binnen veertien dagen uitlaten over het raadsrapport met advies, waarna de rechtbank zal beslissen over de voortgang van de procedure.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten en verzorging en opvoeding van de kinderen.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt een kinderalimentatie van € 25,- per maand per kind vast te stellen. De man verzet zich hiertegen en stelt een bijstandsuitkering te ontvangen, waardoor hij slechts de minimale draagkracht van € 50,- per maand voor alle kinderen gezamenlijk kan voldoen. De vrouw heeft deze gemotiveerde stelling van de man niet of onvoldoende betwist, zodat de rechtbank de kinderalimentatie zal vaststellen op € 50,- per maand voor alle kinderen.
Beide ouders hebben niets gesteld over de ingangsdatum. De rechtbank zal daarom de datum van de beschikking als ingangsdatum hanteren.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft aanvankelijk verzocht voor recht te verklaren dat de man nu geen draagkracht voor partneralimentatie heeft. Op de zitting heeft de vrouw nader toegelicht dat volstaat als de rechtbank in het lichaam van de beschikking hierover een overweging opneemt.
De rechtbank constateert dat de man onbetwist heeft gesteld een bijstandsuitkering te ontvangen. Hierdoor heeft de man op dit moment geen draagkracht om een partneralimentatie aan de vrouw te betalen.
Het huurrecht van de voormalige echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De man en de vrouw verzoeken beiden het huurrecht aan hen toe te kennen.
De vrouw stelt dat zij er belang bij heeft om samen met de kinderen in de echtelijke woning te blijven wonen. Het is in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen in verband met school en vrienden/vriendinnetjes.
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt het huurrecht aan hem toe te kennen. Volgens de man hebben de kinderen aangegeven bij hem te willen wonen. Hij heeft zich recentelijk ingeschreven bij de woningbouwvereniging voor een eigen woning, maar gezien de huidige woningmarkt is het momenteel onmogelijk voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen. De man stelt verder dat de vrouw geen enkele moeite heeft gedaan om op zoek te gaan naar een eigen woning. Ook voert de man aan dat hij dichtbij de echtelijke woning vrijwilligerswerk doet.
De rechtbank is zich ervan bewust dat beide partijen belang hebben bij het huurrecht van de (voormalige) echtelijke woning, omdat beide partijen niet op korte termijn over zelfstandige andere woonruimte kunnen beschikken waar ze met alle kinderen kunnen wonen. De rechtbank moet daarom beoordelen van wie de belangen zwaarder wegen.
De rechtbank zal het huurrecht van de (voormalige) echtelijke woning aan de vrouw toekennen. De rechtbank heeft bij deze beslissing het volgende in aanmerking genomen.
Gebleken is dat de man, volgens de Basisregistratie personen sinds medio september 2024, een eigen huurwoning in [plaatsnaam 3] heeft. Het betreft een studio met twee kamers. Volgens de man is het een tijdelijke huurwoning en kan hij –met uitzondering van [minderjarige 1] – zijn kinderen niet op dit adres inschrijven. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het geen ideale situatie is, heeft de man kennelijk wel degelijk daar onderdak kunnen vinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij slechts tijdelijk daar zou kunnen verblijven. Hij heeft het gesteld, maar verder niet onderbouwd. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw is dat onvoldoende. Verder is de rechtbank gebleken dat de vrouw in het geheel geen alternatieve woonruimte heeft. Dit alles afwegende zal de rechtbank daarom het verzoek van de vrouw toewijzen en het verzoek van de man afwijzen.
Verdeling
Op de zitting heeft de man zijn verzoek ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap ingetrokken, zodat de rechtbank dit verzoek niet meer hoeft te bespreken.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank in de voorlopige voorzieningenprocedure van 17 mei 2024 –:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2010 te [plaatsnaam 1] , Syrië;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , Syrië, de
voorlopigehoofdverblijfplaats zal hebben bij de man en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat er
voorlopiggeen zorgregeling tussen de vrouw en de hiervoor genoemde minderjarige [minderjarige 1] wordt vastgesteld en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de man met ingang van heden aan de vrouw een kinderalimentatie voor de kinderen moet betalen van € 50,- per maand, vanaf nu maandelijks telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de vrouw de huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] ,
[postcode] [plaatsnaam 2] , met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
*
wijst af het meer of anders verzochte ten aanzien van de opname van het ouderschapsplan, de kinderalimentatie en het huurrecht;
*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: 070-2002088 / 06-41984936 (advocaat vrouw) en 06-28968689 (advocaat man);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 augustus 2025 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht
aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat ná ontvangst van het raadsrapport en advies de advocaten van de ouders zich uiterlijk binnen veertien dagen dienen uit te laten over het raadsrapport met advies, waarna de rechtbank zal beslissen over de voortgang van de procedure;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de behandeling op de zitting (voor zover noodzakelijk), op een nader te bepalen datum en tijdstip, zal worden voortgezet in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt de griffier partijen tegen het tijdstip van de nadere behandeling op de zitting ieder via de eigen advocaat op te roepen;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de vaststelling van de (definitieve) hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregelingaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Huizenga, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 18 februari 2025.