ECLI:NL:RBDHA:2025:2827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.M. van Eik, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar asielaanvraag op 9 juli 2023 heeft ingediend en dat de minister op 20 september 2023 Frankrijk heeft verzocht om eiseres over te nemen. Dit verzoek werd door de Franse autoriteiten op 15 november 2023 geaccepteerd. De minister heeft op 26 januari 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, wat door de rechtbank op 29 februari 2024 werd vernietigd, met de opdracht aan de minister om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De minister heeft zich echter niet aan deze termijn gehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet binnen de vereiste termijn aan Frankrijk is overgedragen, waardoor de minister per 16 mei 2024 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag. De beslistermijn voor de minister was uiterlijk op 16 november 2024. Echter, door de inwerkingtreding van WBV 2023/3, die de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengde, was de termijn nog niet verstreken op het moment dat eiseres de ingebrekestelling indiende. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 21 februari 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.48656
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik) en
de minister van Asiel en Migratie, de minister

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister
niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?

3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de zesmaandentermijn aan op het moment waarop
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
4. Eiseres heeft op 9 juli 2023 haar asielaanvraag in Nederland ingediend. Op
20 september 2023 heeft de minister Frankrijk verzocht om eiseres over te nemen6. De Franse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 15 november 2023.
5. De minister heeft eiseres bij beschikking van 26 januari 2024 schriftelijk laten weten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was geworden voor de behandeling van haar asielaanvraag. Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het besluit op 29 februari 2024 vernietigd en de minister opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.7 De minister heeft zich hieraan niet gehouden.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet binnen zes maanden na de acceptatie van het overnameverzoek, dus uiterlijk op 15 mei 2024, aan Frankrijk is overgedragen. De minister is daarom per 16 mei 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Dit betekent dat de minister in beginsel uiterlijk op 16 november 2024 op de aanvraag had moeten beslissen.8
7. Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.9 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
8. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat de minister met WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij de minister niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de minister op te dragen alsnog een besluit te nemen en hieraan een rechterlijke dwangsom te verbinden.
9. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar haar uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 202410. Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
10. De aanvraag van eiseres valt onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd. De termijn om te beslissen op haar aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
6 Artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening.
8 Artikel 42, eerste lid, van de Vw.
9 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
11. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.