ECLI:NL:RBDHA:2025:2921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL23.7480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse nationaliteitseiser met Syrische achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt van Syrische nationaliteit te zijn, heeft een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de minister, waarin ook een terugkeerbesluit was opgenomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen Cubaanse nationaliteit heeft, ondanks dat zijn moeder Cubaanse is, en dat hij op Cuba verbleef op basis van een studentenvisum. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de Cubaanse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen overtuigend bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat hij alleen Syrische nationaliteit heeft. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade op Cuba en dat hij zich daar kan vestigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7480

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de verlengde asielprocedure afgewezen. Tevens heeft verweerder bepaald dat aan eiser niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en dat hij geen uitstel van vertrek krijgt. Het bestreden besluit omvat tevens een terugkeerbesluit.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 19 maart 2023 heeft hij beroepsgronden ingediend.
1.3.
Verweerder heeft op 27 november 2024 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2.1.
Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum ] 1994 in [geboorteplaats]. Hij heeft op 7 december 2021 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich vanwege zijn lidmaatschap van de vrijmetselarij moest melden bij de nationale veiligheidsdienst in Syrië. Hij heeft hier geen gehoor aan gegeven omdat hij vreesde voor marteling en is vervolgens vertrokken uit Syrië. Ook vreest eiser voor de algemene veiligheidssituatie in Syrië.
Het bestreden besluit
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst: eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben;
- nationaliteit: eiser stelt niet de Cubaanse nationaliteit te hebben;
- problemen ondervonden in Syrië.
3.2.
Verweerder acht het geloofwaardig dat eiser de Syrische nationaliteit heeft, maar niet dat hij in Damascus is geboren. Verweerder acht het ongeloofwaardig dat eiser de Cubaanse nationaliteit niet heeft. De door eiser ondervonden problemen in Syrië acht verweerder wel geloofwaardig.
3.3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de problemen die eiser in Syrië heeft ondervonden wegens zijn activiteiten voor de vrijmetselarij geloofwaardig zijn. Dit had kunnen leiden tot vluchtelingschap, ware het niet dat eiser volgens verweerder ook in het bezit is van de Cubaanse nationaliteit en in ieder geval van 2012 tot 2021 zonder problemen op Cuba heeft verbleven. Eiser komt daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.4.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade op Cuba. Eiser komt daarom ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser kan zonder problemen terugkeren naar Cuba.

Beoordeling door de rechtbank

Cubaanse nationaliteit
4. Eiser voert aan dat hij alleen de Syrische nationaliteit heeft. Hij heeft nooit de Cubaanse nationaliteit gehad en deze is ook niet door hem aangevraagd. Het feit dat zijn moeder Cubaans is, maakt dit niet anders. Hij verbleef op Cuba op basis van zijn studentenvisum. Hij heeft de visums niet bewaard en kan deze dus niet overleggen. De bewijslast voor het hebben van de Cubaanse nationaliteit ligt volgens eiser bij verweerder. Eiser beroept zich op de samenwerkingsplicht die is neergelegd in artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2011/95/EU en op jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Concreet betekent dit volgens eiser dat verweerder onderzoek had moeten doen naar eisers nationaliteit, bijvoorbeeld door een individueel ambtsbericht te laten opstellen.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het ongeloofwaardig is dat eiser in Damascus is geboren. Eiser heeft geen identiteitsdocumenten overgelegd waaruit blijkt dat hij in Damascus is geboren. Ook uit eisers militaire boekje uit Syrië volgt dit niet. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen achten dat in het door eiser overgelegde militaire boekje wel een geboortedatum staat, maar geen geboorteplaats. Verweerder werpt ook niet ten onrechte aan eiser tegen dat hij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij in het bezit is geweest van een Syrisch paspoort en identiteitskaart, maar dat hij niet heeft kunnen uitleggen hoe hij aan deze documenten is gekomen. Eiser heeft in beroep weliswaar een kopie van een vertaling van een geboortecertificaat overgelegd waarop staat dat hij in Damascus is geboren, maar verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eiser wenst. Een kopie van een vertaling van een geboortecertificaat kan namelijk niet op echtheid worden onderzocht. Overigens staat op het geboortecertificaat dat het geboortefeit op [datum] 1994 is geregistreerd bij het centrale secretariaat van de provincie Damascus, terwijl eiser op [geboortedatum ] 1994 is geboren. Hiervoor heeft eiser ter zitting desgevraagd geen aannemelijke verklaring gegeven. Eiser heeft verder gesteld niet aan nieuwe documenten te kunnen komen omdat zijn neef – die het geboortecertificaat zou hebben geregeld – niet meer in Syrië woont, maar ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn ouders inmiddels in Syrië wonen. Het is niet duidelijk waarom zij geen (nieuwe) documenten voor eiser kunnen aanvragen waaruit blijkt dat hij in Damascus is geboren.
4.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ervan mocht uitgaan dat eiser op Cuba is geboren. Gebleken is dat eisers moeder de Cubaanse nationaliteit heeft en dat eiser en zijn ouders jaren op Cuba hebben gewoond. Eiser heeft verklaard dat hij op grond van studentenvisums op Cuba heeft verbleven, maar heeft hiervan geen enkel bewijs overgelegd.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij documenten over kan leggen waaruit blijkt dat hij een studentenvisum had dat hij jaarlijks heeft verlengd. Eiser heeft immers ook andere stukken uit Cuba over kunnen leggen, zoals cijferlijsten en diploma’s. Verder heeft eiser niet kunnen verklaren op welke grond zijn vader al die jaren op Cuba mocht verblijven. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat, nu eiser geen enkel document heeft overgelegd dat in de richting wijst dat hij op basis van visums op Cuba mocht verblijven, het niet aannemelijk is dat die visums aan hem zijn verstrekt. Een logische verklaring hiervoor is dat eiser geen visums nodig had omdat hij de Cubaanse nationaliteit heeft. Overigens staat op een door eiser overgelegde cijferlijst dat hij in 1994 in Falcón (een plaats op Cuba) is geboren. Dit is ter zitting aan eiser voorgelegd en hier kon hij geen verklaring voor geven.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat wie op Cuba is geboren in beginsel de Cubaanse nationaliteit heeft. Hoewel eiser zich op het standpunt stelt dat hierop uitzonderingen bestaan en een aantal uitzonderingen heeft genoemd, heeft hij ter zitting bevestigd dat deze uitzonderingen niet voor hem gelden.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser de Cubaanse nationaliteit bezit en zich opnieuw op Cuba kan vestigen. Eiser heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Verweerder was daarom niet gehouden om een individueel ambtsbericht op te vragen.
4.5.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.