In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, had op 14 november 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat eiser internationale bescherming geniet in Bulgarije, waar hij op 28 juli 2023 een verzoek om bescherming had ingediend. De rechtbank heeft op 20 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Eiser voerde aan dat hij in Bulgarije geen toegang heeft tot medische voorzieningen, wat zijn hepatitis B onbehandeld zou laten. Hij stelde dat hij door het beleid van de Bulgaarse autoriteiten niet kan integreren of een ziektekostenverzekering kan krijgen, wat hem in een catch-22-situatie zou brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de Bulgaarse autoriteiten, ondanks de moeilijkheden voor statushouders, voldoende waarborgen bieden en dat eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om zijn rechten te effectueren. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat statushouders structureel in materiële deprivatie terechtkomen.
De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat eiser's asielaanvraag niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.