ECLI:NL:RBDHA:2025:2943
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op 18 februari 2025 in het kader van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 8 november 2024 alsnog een besluit genomen op deze aanvraag, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien de minister geen bezwaar had tegen deze vergoeding.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener als deze intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door alsnog een besluit te nemen.
Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, gezien de eenvoudige aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 februari 2025.