ECLI:NL:RBDHA:2025:2943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL24.39649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op 18 februari 2025 in het kader van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 8 november 2024 alsnog een besluit genomen op deze aanvraag, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien de minister geen bezwaar had tegen deze vergoeding.

De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener als deze intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door alsnog een besluit te nemen.

Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, gezien de eenvoudige aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39649
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de minister van Asiel en Migratie , voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verzoeker heeft een beroep tegen niet tijdig beslissen ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvraag).
Op 8 november 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken. Hij heeft daarbij het verzoek gedaan om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op het verzoek gereageerd en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een indiener het beroep intrekt, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan diens beroepschrift, dan kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, in samenhang met het Besluit Proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop, is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De minister heeft alsnog een besluit op de aanvraag van verzoeker genomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.