In deze zaak heeft een particulier beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in een medische uitkeringszaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar van eiser is overschreden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 1 mei 2024, waarin het Uwv had bepaald dat hij vanaf 16 februari 2024 recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met een arbeidsongeschiktheid van 58,16%. Eiser heeft op 24 december 2024 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 14 februari 2025, maar heeft de zaak zonder zitting afgedaan omdat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank oordeelt dat het Uwv binnen drie weken na de uitspraak een besluit moet nemen, en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.