ECLI:NL:RBDHA:2025:2994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL24.31846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende asielaanvraag

Op 27 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de voorzieningenrechter in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag van de verzoeker afgewezen met een besluit van 8 augustus 2024. Na bezwaar van de verzoeker bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker. Echter, de rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL 24.44487, het door verzoeker ingestelde connexe beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor is er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer, wat de basis vormt voor de beslissing van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31486

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [vnummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het het besluit van 8 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 november 2024 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL 24.44487, heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde connexe beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.