ECLI:NL:RBDHA:2025:3034
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een verzetzaak. De opposanten, vertegenwoordigd door een gemachtigde, waren niet verschenen op de zitting. De rechtbank had hen eerder uitgenodigd om te verschijnen, maar zonder bericht zijn zij afwezig gebleven. De zaak betrof een beroep tegen een eerdere uitspraak van 29 november 2024, waarin het beroep van de opposanten kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard omdat zij het griffierecht niet tijdig hadden voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposanten op 4 oktober 2024 door de griffier waren verzocht om het griffierecht binnen twee weken te voldoen, maar dat dit pas op 18 november 2024, na het verstrijken van de termijn, was gebeurd. De opposanten hebben geen verschoonbare reden opgegeven voor het te laat betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, omdat de eerdere uitspraak terecht was gedaan en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier C.G.H. van der Holst.