ECLI:NL:RBDHA:2025:3057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
NL24.45057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser uit Jemen, beoordeling van geloofwaardigheid en motivering van de afwijzing door de minister

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025, wordt het beroep van eiser, een 19-jarige man uit Jemen, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 18 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 22 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft verklaard dat hij in Jemen door de Houthi-beweging is vastgehouden en dat hij vreest bij terugkeer opnieuw te worden gerekruteerd. De rechtbank stelt vast dat de minister de rekrutering door de Houthi's geloofwaardig acht, maar niet aannemelijk heeft gemaakt waarom eiser, gezien zijn eerdere ervaringen, niet opnieuw een reëel risico loopt. De rechtbank verwijst naar het algemeen ambtsbericht over Jemen, waarin de ernstige situatie in het land wordt beschreven, en concludeert dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat eiser niet in gevaar is bij terugkeer.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van de actuele situatie in het land van herkomst van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 22 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser is afkomstig uit Jemen. In het algemeen ambtsbericht Jemen van de minister van Buitenlandse Zaken van september 2023 is over de situatie in Jemen onder meer het volgende vermeld:
“Jemen is een land dat gedurende een reeks van jaren geteisterd is door gewapend conflict, tribale tegenstellingen, voedseltekorten en honger, armoede en economische malaise. Sinds 2015 is het verwikkeld in een burgeroorlog waarbij de internationaal erkende regering van Jemen met aan haar gelieerde partijen staat tegenover de Ansar Allah-beweging, beter bekend als de Houthi-beweging. (…) Volgens cijfers van de Wereldbank wonen er in 2023 ongeveer 33 miljoen mensen in Jemen (…). Een ruime meerderheid (naar schatting twee derde) van hen woont in door Houthi-rebellen-gecontroleerd gebied. (…) Diverse organisaties typeerden de situatie in Jemen als de grootste humanitaire crisis in de wereld. (…) de praktijk van rekrutering en de omgang met desertie door de strijdende partijen is gedurende deze verslagperiode in grote lijnen dezelfde gebleven.”
4.1.
Eiser is afkomstig uit een door de Houthi-beweging gecontroleerd gebied. Eiser heeft verklaard dat hij in 2022, als zestienjarige, drie keer is vastgehouden door Houthi’s. Eiser heeft verklaard dat hij de eerste keer naar een onderzoekscentrum is gebracht, dat hij daar is geslagen en geschopt en dat een gloeiend voorwerp op zijn hand is geduwd. Eiser heeft een brandwond laten zien. Over de tweede keer heeft eiser verklaard dat met hem over rekrutering is gesproken en dat hij circa tien dagen later is vrijgekomen na ondertekening van een document. Volgens eiser is toen gezegd dat hij afscheid moest nemen van zijn familie en zich moest melden. Op de vraag
“Hoe ben jij uiteindelijk vrijgekomen”heeft eiser geantwoord:
“Ik heb toen gezegd dat ik me aan zou sluiten bij hen.”Volgens eiser is hij nadien naar een grenspost gereisd, is hij daar enkele uren vastgehouden, maar is hij na betaling van een geldbedrag en de belofte zich te komen melden, doorgelaten. Eiser vreest bij terugkeer door de Houthi’s opgepakt te worden om mee te gaan vechten.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Nationaliteit, identiteit en herkomst.
2. Rekrutering door de Houthi’s.
De minister heeft rekrutering door de Houthi’s geloofwaardig geacht. De minister ziet geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer en overweegt daartoe dat eiser alle drie de keren zonder problemen is vrijgelaten. Overwogen is dat eiser eerder nee heeft kunnen zeggen en dat niet naar voren is gekomen waarom hij dit in de toekomst niet meer kan doen. Verder is gewezen op het algemeen ambtsbericht Jemen 2022, waarin is vermeld dat de meeste rekruten analfabeet waren en afkomstig uit de armste lagen van de bevolking. Eiser behoort volgens de minister niet tot deze groep. De minister komt tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij gedwongen wordt gerekruteerd bij terugkeer. Onder verwijzing naar artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), is overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie recht geeft op een verblijfsvergunning asiel.
6. Eiser heeft in beroep over zijn individuele asielrelaas naar voren gebracht dat toen hij voor de tweede keer werd opgepakt hij heeft toegezegd mee te gaan en werd vrijgelaten om afscheid te nemen van zijn familie. Dat eiser de controlepost heeft weten te passeren komt volgens eiser door het betalen van steekpenningen. Eiser stelt dat de vrees om bij terugkeer in Jemen gedwongen te worden om te vechten voor de Houthi’s mede berust op ervaringen. Eiser stelt dat in het licht van zijn relaas, de huidige situatie in Jemen, en zijn leeftijd, hij een reëel risico loopt om gedwongen te worden gerekruteerd door de Houthi’s. Eiser wijst er op dat uit het ambtsbericht volgt dat ook geschoolde jongemannen worden geworven en dat hij op grond van individuele omstandigheden bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt als bedoeld in artikel 15b of 15c van de Kwalificatierichtlijn.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
In het algemeen ambtsbericht Jemen van de minister van Buitenlandse Zaken van augustus 2022 is op blz. 30-31 over rekrutering het volgende vermeld:
“De Houthi-beweging gebruikte tijdens de verslagperiode verschillende manieren om in haar eigen gebieden strijders te rekruteren. Dat gebeurde voornamelijk op lokaal niveau, waar Houthi-vertegenwoordigers hun activiteiten grotendeels richtten op mannen in de leeftijd van 18 tot 22 jaar. De meeste rekruten waren analfabeet, en afkomstig uit de armste lagen van de bevolking. (…) Ook kwamen berichten naar buiten dat de Houthi’s bij controleposten tussen Houthi- en regeringsgebied jonge mannen onder dwang rekruteerden. Daarnaast verschenen berichten dat zij gevangenen vrijlieten onder voorwaarde dat zij zich bij de Houthi-rebellen aansloten. Door verliezen en deserties tijdens het conflict zouden de Houthi’s in hun controlegebied ook vluchtelingen onder dwang rekruteren. (…) De Houthi-rebellen rekruteerden tijdens de verslagperiode, net als daarvoor, op grote schaal minderjarige jongens. Ze ronselden hen voor de strijd via verschillende methodes: met propaganda-activiteiten op scholen, door het aanbieden van geld aan arme gezinnen, middels ontvoering, door het aanmoedigen van rekrutering door actieve strijders van hun minderjarige familieleden en door middel van het vrijlaten van minderjarige gevangenen onder voorwaarde van aansluiting bij de rebellen.”
7.2.
De rechtbank leest het bestreden besluit zo dat geloofwaardig is geacht dat ook eiser, op zestienjarige leeftijd, is gerekruteerd door de Houthi’s. Op blz. 3 van het voornemen is
“rekrutering door de Houthi’s is geloofwaardig”onderstreept
,waarna is ingegaan op de verklaring van eiser dat hij op drie momenten is vastgehouden door de Houthi’s. Ook in het verweerschrift van 13 februari 2025 is hier op ingegaan. Nergens in het besluit staat dat bepaalde passages van de geloofwaardig bevonden rekrutering niet worden gevolgd. Wel lijkt het door eiser gedane verhaal niet goed te zijn gelezen. Zo leest de rechtbank, als argument dat er geen risico is bij terugkeer, dat eiser eerder nee kon zeggen (besluit, blz. 2) en zonder problemen is vrijgelaten (voornemen, blz. 4). In het verslag van het met eiser gehouden gehoor leest de rechtbank evenwel iets anders. Eiser heeft verklaard dat hij na gevangen te zijn genomen is geschopt, geslagen en hem brandwonden zijn toegebracht. Volgens eiser is de detentie na de tweede aanhouding beëindigd na ondertekening van een document en is hij hiermee gedwongen zich aan te sluiten bij de Houthi-beweging. Eiser heeft verder verklaard een controlepost te hebben kunnen passeren door het betalen van steekpenningen.
7.3.
Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000 (de implementatie van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn) vormt het feit dat de vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel aan ernstige schade, of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing dat de vrees van de vreemdeling voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag gegrond is en het risico om te worden onderworpen aan ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zullen voordoen.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van het relaas, de huidige situatie in Jemen en de leeftijd van eiser (negentien jaar) niet deugdelijk is gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiser een reëel risico loopt gedwongen gerekruteerd te worden bij terugkeer. In de onder 7.1. genoemde passages in het ambtsbericht staat dat “de meeste rekruten” analfabeet waren en afkomstig uit de armste lagen van de bevolking. Hieruit kan niet worden afgeleid dat eiser, in het licht van zijn geloofwaardig bevonden rekrutering, niet opnieuw een reëel risico loopt om door de Houthi’s te worden gerekruteerd. Van belang is verder dat de toets over risico’s bij terugkeer plaatsvindt aan de hand van geloofwaardig bevonden gebeurtenissen uit het asielrelaas. De onder 7.2. genoemde argumenten passen niet bij het relaas.
7.5.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd.
7.6.
De rechtbank komt niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan de minister is om een nieuwe beoordeling te maken. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2025 door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.