ECLI:NL:RBDHA:2025:3086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
NL24.30070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Jemenitische eiser en beoordeling van afvalligheid en willekeurig geweld

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Jemenitische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 10 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 12 juli 2024 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte de afvalligheid van de eiser van de islam niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de eiser, die in Jemen is geboren en de Jemenitische nationaliteit heeft, zijn asielaanvraag heeft ingediend vanwege de burgeroorlog en de bedreigingen van de Houthi's. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de humanitaire situatie in Jemen is betrokken bij de beoordeling van willekeurig geweld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30070

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, M. Fayez als tolk, en de gemachtigde van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1987 en heeft de Jemenitische nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Jemen heeft verlaten vanwege de burgeroorlog in Jemen. Hij werd lastig gevallen door de Houthi’s omdat hij geen deel wilde nemen aan hun trainingen. Ook is hij bang dat zijn dochters beïnvloed zullen worden door de Houthi’s omdat de Houthi’s ook invloed hebben op de schoolsystemen in Jemen. Verder heeft eiser verklaard dat door de chaotische situatie in Jemen persoonsgegevens op willekeurige wijze en foutief worden geregistreerd of aangepast. Tot slot heeft eiser in de zienswijze aangevoerd dat hij niet langer aanhanger is van de islam.
3. Volgens verweerder bestaat het asielrelaas van eiser uit de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met de Houthi’s vanwege het niet volgen van hun training;
  • persoonsgegevens worden op willekeurige wijze gewijzigd;
  • het onderwijs van eisers dochters wordt beïnvloed door de Houthi’s.
Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig gevonden, maar heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen omdat de geloofwaardige elementen niet leiden tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Jemen. Eiser heeft een aantal keer geweigerd om deel te nemen aan de training van de Houthi’s, waarna hij werd uitgescholden. Buiten deze verbale bejegeningen en beschuldigingen heeft eiser echter geen andere problemen gehad door de weigering. Ook begonnen de problemen van eiser met de Houthi’s al in 2018 of begin 2019 en heeft eiser pas in 2022 Jemen verlaten. Eiser heeft daarom volgens verweerder geen gegronde vrees voor vervolging vanuit de Houthi’s. Verweerder neemt voor Jemen een hoge mate van willekeurig geweld aan, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat juist hij op basis van zijn individuele omstandigheden het risico loopt om slachtoffer te worden van dit willekeurige geweld. Eiser heeft verklaard dat hij in een drukbevolkt gebied woonde en er daarom veel willekeurige schoten werden gelost. Verweerder heeft hierover overwogen dat eiser kan verhuizen naar een rustiger deel van de stad of een andere stad. Dat eisers persoonsgegevens willekeurig werden gewijzigd, levert ook geen reëel risico op ernstige schade op. Eiser kon zijn leven voortzetten en heeft hierdoor geen andere problemen ondervonden. Ook de vrees dat het onderwijs van eisers dochters zal worden beïnvloed door de Houthi’s leidt niet tot een reëel risico op ernstige schade. Deze vrees ziet daarnaast niet op eisers persoonlijke situatie. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afvalligheid van eiser van de islam niet inhoudelijk beoordeeld, omdat hij dit niet zo spoedig mogelijk kenbaar heeft gemaakt en hier geen reden voor heeft gegeven. Hoewel eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij een ‘andere religieuze stroming’ heeft, heeft hij op de vraag wat hij hiermee bedoelde geantwoord dat hij soenniet is.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste heeft verweerder bij de beoordeling ten onrechte niet meegenomen dat eiser uit Jemen is vertrokken en een tijdje uit het zicht is verdwenen van de Houthi’s. Bij terugkeer naar Jemen zal eiser blootgesteld worden aan aanhouding en een verhoor, omdat eiser al in de negatieve aandacht stond van de Houthi’s. Ten tweede heeft verweerder ten onrechte niet meegenomen dat eiser moet worden aangemerkt als afvallige, nu hij al enkele maanden geen aanhanger meer is van de islam. Verweerder had eiser moeten horen over dit nieuwe element. Eiser is nog angstig en in twijfel hoe hij hiermee om moet gaan, het is daarom niet vreemd dat hij dit niet eerder naar voren heeft gebracht. Eiser was ook bang dat hij in de opvang, waar merendeels moslims verblijven, zou worden gezien als verrader wanneer hij dit bij verweerder naar voren zou brengen. Ten derde heeft verweerder ten onrechte gesteld dat de vrees van eiser dat zijn kinderen in het onderwijs beïnvloed zullen worden door de Houthi’s, niet op eisers persoonlijke situatie ziet. Eiser wenst dat zijn kinderen de juiste opvoeding krijgen. Hij vreest dat hij in discussie of conflict zal raken met de Houthi’s als zij erachter komen dat hij niet achter hun ideologie staat. Ten vierde heeft verweerder eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij kan verhuizen binnen Jemen. Hij is al meerdere keren verhuisd en verhuizen zal niets oplossen omdat hij de Houthi’s overal in Jemen kan tegenkomen. Volgens het beleid van verweerder zijn er geen veilige delen in Jemen. Ten slotte stelt eiser zich op het standpunt dat de veiligheidssituatie in Jemen heel slecht is en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake meer is van de meest uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de zittingsplaats Den Bosch van 10 januari 2025. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Afvalligheid
6. Verweerder heeft ten onrechte de gestelde afvalligheid van eiser niet inhoudelijk beoordeeld. Volgens verweerders beleid, zoals dat geldt vanaf 1 juli 2024, moet een asielzoeker goede redenen aandragen waarom hij een asielmotief pas later in de procedure, na het nader gehoor, naar voren heeft gebracht. Als de redenen die worden aangedragen niet verschoonbaar zijn, wordt het asielmotief in beginsel ongeloofwaardig geacht. [2] Uit de Werkinstructie 2024/6 blijkt dat dit beleid gebaseerd is op artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn [3] waarin staat dat de lidstaten van de verzoeker mogen verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. Verweerder heeft het beleid in het bestreden besluit niet juist toegepast, omdat het nieuwe asielmotief dat eiser naar voren heeft gebracht in de zienswijze niet beoordeeld is in plaats van ongeloofwaardig geacht. Dit levert een gebrek op in het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren op de grond dat eiser hierdoor niet zou zijn benadeeld. Hierbij is van belang dat in het bestreden besluit in het geheel geen oordeel is gegeven over het betreffende asielmotief, terwijl niet volledig is uitgesloten dat het motief, ondanks dat het te laat is aangevoerd, toch geloofwaardig wordt bevonden. Dit volgt uit het feit dat volgens het beleid hiertoe eerst de verschoonbaarheid moet worden beoordeeld, uit de woorden ‘in beginsel’ en uit de inherente mogelijkheid om af te wijken van het beleid. Alleen al hierom kan het gebrek niet worden gepasseerd. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder was niet aanwezig op de zitting om het besluit nader toe te lichten en te motiveren waarom de redenen die eiser heeft gegeven in zijn beroepsgronden voor het later aanvoeren van zijn afvalligheid, namelijk dat hij angstig is en in twijfel over hoe hij hiermee om moet gaan en dat hij bang is dat hij in de opvang gezien zal worden als verrader, niet verschoonbaar zijn.
Situatie van willekeurig geweld
7. De meervoudige kamer van deze zittingsplaats heeft op 28 november 2024 [4] geoordeeld dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij de humanitaire situatie betrokken heeft bij zijn beoordeling van de situatie van willekeurig geweld in Jemen. Uit landeninformatie lijkt te volgen dat de strijdende partijen bewust de slechte humanitaire situatie in Jemen creëren dan wel in stand houden of verergeren. Zonder een duidelijke afweging over in hoeverre de humanitaire situatie veroorzaakt wordt door de strijdende partijen en hoe verweerder dit meeweegt in zijn beoordeling van de situatie van willekeurig geweld, valt immers niet uit te sluiten dat in Jemen nog steeds sprake is van de meest uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld waarbij een ieder die terugkeert naar Jemen alleen al door zijn aanwezigheid in Jemen een reëel risico loopt op een ernstige en individuele bedreiging van het leven of hun persoon. Daarbij komt dat ook als geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie en eisers individuele omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling, dit inzicht nodig is om te kunnen bepalen welke individuele omstandigheden relevant zijn en hoe zwaarwegend deze zijn.
7.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen dan de meervoudige kamer. Ook gelet hierop is het beroep gegrond.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
8.2.
Omdat beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.814,-. [5]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, van 10 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:250.
2.Zie paragraaf C1/4.2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
5.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.