ECLI:NL:RBDHA:2025:3087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
NL24.35305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraakse homoseksuele man van Turkmeense afkomst wegens onvoldoende geloofwaardigheid van zijn vrees voor vervolging in Irak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraakse man van Turkmeense afkomst, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 14 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 20 augustus 2024 door verweerder als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 5 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat hij in Irak is gediscrimineerd vanwege zijn Turkmeense etniciteit. De rechtbank concludeert dat de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid niet is aangetoond, en dat de discriminatie op basis van zijn etniciteit niet voldoende is om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. De rechtbank oordeelt dat de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder niet in strijd is met het Unierecht en dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 14 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 augustus 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, T. Koc als tolk, en de gemachtigde van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1968 en heeft de Iraakse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Eind 2014 heeft zijn echtgenote hem betrapt met een andere man. Eisers echtgenote is vervolgens bij hem weggegaan en daarna heeft eiser besloten om Irak te verlaten in april 2015. Daarnaast is eiser gediscrimineerd in Irak vanwege zijn Turkmeense etniciteit.
3. Volgens verweerder bestaat het asielrelaas van eiser uit de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • seksuele gerichtheid;
  • discriminatie vanwege Turkmeense etniciteit.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Ook de discriminatie vanwege eisers Turkmeense etniciteit heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Eiser heeft zijn seksuele gerichtheid volgens verweerder echter niet aannemelijk gemaakt. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiser oppervlakkig en niet persoonlijk heeft verklaard over zijn gevoelens voor mannen. Ook heeft eiser summier verklaard over hoe het voor hem was in Irak om ‘anders’ te zijn en over homoseksueel zijn in een land waar dit niet geaccepteerd is. Eiser heeft verder wisselend verklaard over het hebben van relaties en de betekenis van deze relaties. Daarnaast heeft eiser ongerijmd verklaard over gemeenschap met vrouwen. Ook de verklaringen over hoe eiser in contact kwam met homoseksuele mannen in Irak zijn vaag en summier. Eiser heeft van 1992 tot 1997 in Turkije gewoond en heeft verklaard dat hij zich daar makkelijker kon uiten, maar heeft hierover summier verklaard. Daarnaast heeft eiser ongerijmd verklaard over zijn uitingen in Nederland. Eiser heeft verder vaag en niet persoonlijk verklaard over de druk die hij vanuit zijn omgeving ervaarde. Ook zijn verklaringen over hoe hij gezien wil worden door zijn familie zijn vaag en wisselend en eiser heeft summier verklaard over de beledigingen en druk die zijn zus en broers ervaren vanwege eisers homoseksualiteit. Tot slot heeft eiser vaag en summier verklaard over de problemen die hij heeft ervaren vanwege zijn seksuele gerichtheid, namelijk de betrapping door zijn echtgenote en de aanrijding door een auto.
Verweerder heeft overwogen dat eiser op basis van zijn Turkmeense etniciteit geen gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Irak. Eiser heeft in 1991 persoonlijke problemen ondervonden vanwege zijn Turkmeense etniciteit, maar sindsdien niet meer. Gezien de lange tijd die sindsdien voorbij is gegaan is het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Irak problemen zal krijgen op basis van zijn Turkmeense etniciteit. Eiser loopt bij terugkeer naar Irak ook geen reëel risico op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
4. De nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder sinds 1 juli 2024 op basis van Werkinstructie 2024/6 is niet rechtmatig. Er is geen sprake meer van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling waarbij alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang met elkaar worden beoordeeld op geloofwaardigheid, dat blijkt ook uit onderhavige zaak. Asielzoekers worden in een moeilijkere bewijsrechtelijke positie geplaatst wanneer zij geen objectieve bewijsstukken kunnen overleggen, waarmee wordt miskend dat asielzoekers vaak niet beschikken over documenten die hun vrees voor vervolging of ernstige schade kunnen bewijzen. Ook is niet duidelijk op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de onderzoeksplicht die op verweerder rust. Eiser wijst hierbij ook op de prejudiciële vragen die gesteld zijn door de zittingsplaats Roermond [1] en een artikel waarin een analyse is gemaakt van de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling. [2]
Verweerder heeft erkend dat eiser als Turkmeen ten tijde van het voornemen behoorde tot een kwetsbare minderheidsgroep. Vanwege het gewijzigde beleid bestaan er nu enkel nog risicoprofielen en wordt volgens verweerder niet meer getoetst aan kwetsbare minderheidsgroepen. Ten eerste verzoekt eiser de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de aanwijzing van risicoprofielen en of dit in lijn is met het Unierecht. Ten tweede is het onrechtmatig dat verweerder het beleid heeft gewijzigd tijdens de asielprocedure van eiser waardoor hij ineens niet meer behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Ten derde heeft verweerder Turkmenen in het nieuwe beleid ten onrechte niet aangemerkt als risicoprofiel. Eiser verwijst hiervoor naar het ambtsbericht over Irak uit november 2023, een brief van Vluchtelingenwerk van 25 juni 2024 waarin wordt ingegaan op de positie van Turkmenen in Irak, het EUAA Targeting rapport van januari 2022, en de EUAA Country Guidance: Iraq van november 2024. Verweerder heeft niet gemotiveerd waar het oordeel op is gebaseerd dat Turkmenen over het algemeen niets meer te vrezen hebben bij terugkeer naar Irak. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd dat eiser persoonlijk geen aannemelijke vrees heeft bij terugkeer naar Irak. Verweerder heeft geloofwaardig gevonden dat eiser in 1991 persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn Turkmeense etniciteit. Wanneer iemand in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade is dat een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging zich niet opnieuw zal voordoen. [3]
Verder heeft verweerder ten onrechte de seksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft de zienswijze onvoldoende betrokken bij het bestreden besluit. In de zienswijze zijn veel citaten opgenomen uit het nader gehoor en de correcties en aanvullingen om te weerleggen dat eiser niet consistent of niet duidelijk heeft verklaard. Eiser benadrukt in de beroepsgronden over het hebben van gemeenschap met vrouwen dat hij duidelijk heeft gemaakt dat zijn interesse in vrouwen is afgezwakt. Verweerder meent ten onrechte dat het ongerijmd is dat eiser ooit gemeenschap had met vrouwen omdat hij nu enkel op mannen valt. Ten aanzien van eisers leven in Turkije stelt eiser dat hij daar graag had willen wonen. In Istanbul had eiser veel vrijheid. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over zijn verblijf in Turkije. Verweerder heeft hier onvoldoende op doorgevraagd. Met betrekking tot eisers relatie met Nicolette stelt eiser dat zij een open relatie hadden. Wanneer zij thuis was, nam eiser geen man mee naar huis. Dat verweerder focust op dit soort details zonder in te gaan op overige punten die naar voren zijn gebracht in de zienswijze, is bezwaarlijk. Voor het overige verwijst eiser naar de zienswijze waarin uitgebreid is ingegaan op alle tegenwerpingen van verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling
5. De rechtbank stelt vast dat in het voornemen tot afwijzing van eisers asielaanvraag de geloofwaardigheid is getoetst met inachtneming van de oude Werkinstructie 2014/10. In het bestreden besluit is enkel aangegeven dat er tussen het voornemen en het besluit een nieuw beleid is geïntroduceerd met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling, maar dat dit beleid het oordeel van verweerder in het voornemen niet verandert. Van eiser is ook niet verlangd om objectieve bewijsstukken over te leggen ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Omdat eisers asielrelaas volgens de oude werkinstructie inhoudelijk is beoordeeld en ongeloofwaardig is gevonden door verweerder, ziet de rechtbank in deze zaak geen noodzaak om een oordeel te vellen over de vraag of de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling in lijn is met het Unierecht.
Geloofwaardigheid seksuele gerichtheid
6. Verweerder heeft eisers verklaringen over zijn seksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Eiser heeft verklaard dat hij op zijn veertiende ontdekte dat hij op mannen viel doordat hij zich fysiek aangetrokken voelde tot mannen. Later, tijdens zijn militaire dienst heeft eiser ook emotionele betrokkenheid, verliefdheid, gevoeld voor een man. Eiser heeft met name verklaard over seksuele gemeenschap met mannen maar ook met vrouwen, wat verweerder ongerijmd heeft mogen vinden gelet op eisers verklaring dat hij vanaf zijn vijfentwintigste alleen nog op mannen viel. Hoewel begrepen kan worden dat eiser baat had bij zijn huwelijk in Irak heeft eiser ook toen hij in Turkije woonde gemeenschap gehad met de vriendin met wie hij samen woonde, terwijl hij daar juist woonde om in vrijheid zijn seksuele gerichtheid te kunnen uiten. Met betrekking tot de verliefdheid die eiser heeft ervaren voor Hidir heeft eiser niet kunnen verklaren wat hij leuk vond aan Hidir. Ook heeft eiser geen duidelijkheid kunnen geven over hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft ervaren in een land waarin dit niet geaccepteerd wordt, en hoe hij het vervolgens heeft ervaren in Turkije toen hij wel open zijn seksuele gerichtheid kon uiten. Verweerder heeft aan eiser in het nader gehoor gevraagd wat het met eiser deed dat hij in Turkije wel zichzelf kon zijn. Verweerder heeft de vraag vervolgens op verschillende manieren verduidelijkt, maar eiser heeft hier geen inzicht in kunnen geven.
Verandering beleid Turkmenen uit Irak
7. De rechtbank overweegt dat als algemeen uitgangspunt geldt dat bij het nemen van een besluit het recht wordt toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dit geldt ook voor beleidsregels. Alleen in het geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. De enkele omstandigheid dat een belanghebbende door toepassing van nieuw recht in een ongunstiger positie komt, is daarvoor onvoldoende. De omstandigheid dat eiser geen verblijfsvergunning heeft verkregen en dat hij deze misschien wel had verkregen als eerder op zijn aanvraag was beslist, kan daarom niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid.
8. In de beslisnota bij de Kamerbrief over het landenbeleid Irak mei 2024 staat dat uit het ambtsbericht wordt opgemaakt dat de positie van Turkmenen niet dusdanig is dat zij risico lopen op vervolging of ernstige schade vanwege het enkele feit dat zij Turkmeens zijn. Ook staat volgens de beslisnota in het ambtsbericht niet dat er een grote mate van achterstelling zou zijn van Turkmenen in Irak. Uit de door eiser in de beroepsgronden aangehaalde passages van het ambtsbericht, de brief van Vluchtelingenwerk en de EUAA Country Guidance: Iraq maakt de rechtbank niet op dat de conclusies in de beslisnota onjuist zijn. Hoewel blijkt dat er sprake is van discriminatie van Turkmenen, blijkt niet dat deze discriminatie dusdanig is dat Turkmenen in het algemeen zo ernstig worden beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. Ook staat er in het ambtsbericht dat de Turkmeense gemeenschap in Kirkuk net als andere bevolkingsgroepen in de provincie te maken had met een gebrek aan veiligheid, maar hieruit blijkt niet dat de Turkmeense bevolkingsgroep specifiek slachtoffer is hiervan. In de EUAA Country Guidance staat dat sommige handelingen waaraan Turkmenen kunnen worden blootgesteld een daad van vervolging kunnen zijn. De EUAA heeft bepaalde risico-verhogende omstandigheden aangegeven. Hieruit blijkt ook niet dat Turkmenen in het algemeen enkel vanwege het hebben van de Turkmeense etniciteit risico lopen op vervolging of ernstige schade. Verweerder heeft daarom voldoende gemotiveerd waarom Turkmenen in het algemeen niet als risicoprofiel hoeven worden aangemerkt.
8.1.
Met betrekking tot de overige informatie die eiser heeft overgelegd over Turkmenen specifiek in de regio Kirkuk, overweegt de rechtbank dat eiser volgens zijn verklaringen in het aanmeldgehoor al sinds 2004 in Bagdad woonde en deze informatie daarom niet op hem van toepassing is. De rechtbank zal in deze zaak dan ook niet beoordelen of Turkmenen specifiek in de regio Kirkuk als risicoprofiel zouden moeten worden aangemerkt.
9. Eiser heeft aangevoerd dat het risicoprofielenbeleid niet in lijn is met het internationale recht en het Unierecht en de rechtbank verzocht om prejudiciële vragen te stellen. Hiertoe is volgens eiser met name van belang dat het huidige beleid geen kwalificatie geeft aan het te verwachten risico verbonden aan de aanwijzing van risicoprofielen, en dat hierdoor het gevaar bestaat dat beslismedewerkers geen beoordeling verrichten waarbij zij alle relevante feiten en omstandigheden meewegen. Omdat eiser niet onder een risicoprofiel valt, ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om te oordelen over de vraag of het risicoprofielenbeleid in lijn is met het Unierecht of hier prejudiciële vragen over te stellen.
Vrees bij terugkeer
10. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser bij terugkeer naar Irak geen aannemelijke vrees heeft voor vervolging of ernstige schade. Verweerder heeft eisers seksuele gerichtheid ongeloofwaardig mogen vinden. Hoewel eiser in 1991 problemen heeft ervaren vanwege zijn Turkmeense etniciteit, heeft verweerder goede redenen om aan te nemen dat deze vervolging zich niet opnieuw zal voordoen omdat eiser sindsdien geen persoonlijke problemen meer heeft ervaren vanwege zijn Turkmeense etniciteit. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom kunnen afwijzen als ongegrond.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verwijzingsuitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
2.P. Fard en B. Toemen, ‘Van 2014/10 naar 2024/6. Analyse van de nieuwe werkinstructie geloofwaardigheidsbeoordeling’, A&MR 2025-1.
3.Zie artikel 31, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.