In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 2000 en van Turkse nationaliteit, heeft op 10 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd op 31 juli 2024 afgewezen als ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij discriminatie heeft ervaren vanwege zijn Koerdische etniciteit en zijn alternatieve visie op de islam. Tijdens de zitting op 5 februari 2025 was eiser aanwezig, samen met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld, ondanks dat eiser op 5 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvanglocatie.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de alternatieve visie van eiser op de islam niet geloofwaardig heeft kunnen vinden. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt hoe zijn visie op de islam afwijkt van die van andere moslims in Turkije. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van discriminatie en vervolging. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft op basis van zijn dienstplicht, aangezien hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij het vervullen van zijn dienstplicht oorlogsmisdaden zou moeten plegen of dat hij onevenredig bestraft zou worden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is en dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 maart 2025.