ECLI:NL:RBDHA:2025:3181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24-12180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsrecht EU en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door mr. P.M. Langereis. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M. Dalhuisen, heeft op 11 maart 2024 een besluit genomen waarin is vastgesteld dat verzoekster in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft op basis van het recht van de Europese Unie. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 3 juli 2024, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Verzoekster zelf was niet aanwezig. In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (AWB 24/12179), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/12180
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 januari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.M. Langereis),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Met het besluit van 11 maart 2024 (primaire besluit) heeft de minister vastgesteld dat verzoekster in Nederland geen rechtmatig verblijf op grond van het recht van de Europese Unie (EU) heeft. Met het besluit van 3 juli 2024 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en is hij bij zijn vaststelling gebleven.
1.2.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak AWB 24/12179, op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A.G.P. de Boon als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Verzoekster was niet aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 24/12179, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.