ECLI:NL:RBDHA:2025:3268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/09/659472 / FA RK 23-9562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging omgangsregeling tussen minderjarige en moeder na verzoek van de minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de minderjarige, geboren in 2012, om de omgangsregeling met zijn moeder te beëindigen. De minderjarige heeft aangegeven dat hij te veel last heeft van de spanningen tijdens de omgangsmomenten met zijn moeder, die eens in de acht weken plaatsvonden. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van meerdere kinderen. Sinds januari 2016 verblijven de kinderen in verschillende pleeggezinnen, waarbij de minderjarige bij zijn pleegmoeder woont. De voogdij is in handen van Stichting Jeugdbescherming West Zuid Holland (JBW).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de aanvraag van de minderjarige en de daaropvolgende zitting, waar verschillende betrokkenen, waaronder de pleegmoeder, de ouders en vertegenwoordigers van JBW en de Raad voor de Kinderbescherming, aanwezig waren. De minderjarige heeft zijn verzoek toegelicht en aangegeven dat hij geen contact meer wil met zijn moeder, wat leidt tot spanningsklachten. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om zijn wens te respecteren en de omgangsregeling te beëindigen. De rechtbank benadrukt dat het altijd mogelijk is voor de minderjarige om in de toekomst weer contact te zoeken met zijn moeder, indien hij dat wenst.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de omgangsregeling, zoals eerder vastgesteld, vervalt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er mogelijkheden moeten worden onderzocht voor contactmomenten tussen de minderjarige en zijn vader.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9562 en 24-1699
Zaaknummer: C/09/659472 en C/09/662656
Datum beschikking: 7 juni 2024

Informele rechtsingang - omgangsregeling

Beschikking in het kader van de op 22 december 2023 ingekomen brief van:

de minderjarige [de minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland,

de voogdes,
hierna te noemen: JBW,
en

de pleegmoeder van [de minderjarige] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Uzumcu in Den Haag,
en

[de vader] ,

de vader,
wonende in [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief van [de minderjarige] .
[de minderjarige] heeft op 27 februari 2024 zijn brief en de daarin verwoorde aanvraag nader toegelicht in een gesprek met de kinderrechter.
Op 3 mei 2024 is de aanvraag van [de minderjarige] op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens JBW;
  • de pleegmoeder;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat en de tolk O. Ilmi;
  • de vader;
  • [naam 5] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van [naam 2] , [de minderjarige] , [naam 3] en [naam 4] .
  • Sinds januari 2016 verblijven de kinderen in drie verschillende pleeggezinnen. [de minderjarige] verblijft sindsdien bij de pleegmoeder.
  • Bij beschikking van 9 november 2018 is het gezag van de ouders beëindigd en is JBW benoemd tot voogd over [de minderjarige] .
  • Bij beschikking van 8 december 2021 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – bepaald dat de kinderen eens in de acht weken gedurende een uur omgang hebben met de moeder, onder regie van de gecertificeerde instelling.

Aanvraag

[de minderjarige] heeft via de informele rechtsingang gevraagd om de omgangsmomenten met de moeder stop te zetten. [de minderjarige] heeft toegelicht dat hij teveel last heeft van de spanningen tijdens de omgangsmomenten. De moeder wenst bovendien fysiek contact met [de minderjarige] , maar [de minderjarige] wil dat niet. [de minderjarige] voelt spanningsklachten voorafgaande aan de omgang en kan daardoor niet goed slapen en zich niet goed concentreren op school.

Beoordeling

Naar aanleiding van de aanvraag van [de minderjarige] heeft de kinderrechter zich afgevraagd of er wijzigingen moeten worden aangebracht in de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder.
Op grond van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van artikel 1:377a BW. Op grond van artikel 1:377a eerste lid BW heeft een kind recht op omgang met zijn of haar ouders.
De moeder stelt zich op het standpunt dat de omgangsregeling niet moet worden gewijzigd.
De vader kan, in tegenstelling tot de moeder, wel instemmen met de aanvraag van [de minderjarige] . De vader wil [de minderjarige] ruimte geven en zijn wens respecteren.
JBW heeft naar voren gebracht dat [de minderjarige] – samen met zijn drie zusjes – nu iedere acht weken gedurende een uur omgang heeft met de moeder en de vader, onder regie van JBW. Volgens JBW reageert de moeder onvoorspelbaar tijdens deze omgangsmomenten, waardoor de kinderen angstig worden. Het lukt JBW niet om de situatie in gesprek met de moeder te verbeteren, omdat de moeder hier een andere visie op heeft.
De Raad heeft op de zitting aangegeven dat het – gelet op de leeftijd van [de minderjarige] – belangrijk is om de wens van [de minderjarige] te respecteren en hem ruimte te geven.
De rechtbank acht het in beginsel van belang dat een kind contact heeft met beide ouders, maar ziet in deze situatie geen mogelijkheden om de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de moeder voort te zetten. [de minderjarige] heeft duidelijk aangegeven dat hij niet meer naar de omgangsmomenten met de moeder wil komen en ook geen contact meer met de moeder wil. Mede door de leeftijd van [de minderjarige] is het niet haalbaar om omgang af te dwingen. Het afdwingen van omgang is bovendien schadelijk voor de ontwikkeling van [de minderjarige] vanwege de spanningsklachten die [de minderjarige] rondom de omgang ervaart. De rechtbank zal de wens van [de minderjarige] daarom respecteren en hem de ruimte te geven, door de omgangsregeling tussen hem en de moeder te beëindigen. De rechtbank merkt hierbij op dat het [de minderjarige] altijd vrij staat om weer bij de omgangsmomenten aan te sluiten als hij daar behoefte aan heeft en de ruimte toe voelt. Daarnaast geeft de rechtbank aan JBW, de pleegouders en de vader mee te onderzoeken of wel contactmomenten tussen [de minderjarige] en de vader kunnen blijven plaatsvinden.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de huidige omgangsregeling – zoals bepaald bij beschikking van 8 december 2021 van deze rechtbank – tussen de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , en de moeder [de moeder] vervalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.M.H. Reintjes als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 juni 2024.