ECLI:NL:RBDHA:2025:3283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
24.43901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 maart 2025, wordt een verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoekster had haar beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, waarna de minister van Asiel en Migratie op 14 november 2024 op haar aanvraag had beslist. De rechtbank oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt uit dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat een verzoek om proceskostenvergoeding alleen kan worden toegewezen als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen. De rechtbank merkt op dat de minister in een brief van 28 februari 2025 heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar dit verandert niets aan de rechtsgeldigheid van de ingebrekestelling en het beroep. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. Het verzoek is ingediend nadat verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingetrokken. De minister heeft op 14 november 2024 op de aanvraag van verzoekster beslist.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 24 juni 2024. De (verlengde) beslistermijn zou in het geval van verzoekster op 22 december 2024 eindigen. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 8 oktober 2024 (en het beroep van 7 november 2024) prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
5.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de minister in haar brief van 28 februari 2025 aangeeft bereid te zijn de proceskosten van verzoekster te vergoeden. Wat daar ook van zij, het maakt de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de ingebrekestelling (en het beroep) niet anders. Verzoekster kan zich tot de minister richten met betrekking tot de door haar getoonde bereidheid.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank met de beslissing van de minister van 14 november 2024 geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.