ECLI:NL:RBDHA:2025:3288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49906 en NL24.49907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Keniaanse nationaliteit en frauduleuze paspoortverklaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2025, met zaaknummers NL24.49906 en NL24.49907, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 24 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 8 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met een terugkeerbesluit naar Kenia. Eiser heeft vervolgens op 16 januari 2025 een aanvullend terugkeerbesluit voor Senegal ontvangen. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 heeft eiser zijn asielmotief toegelicht, waarbij hij aanvoert dat hij problemen heeft ondervonden met Al Shabaab in Somalië en dat hij nooit de Keniaanse nationaliteit heeft gehad. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht is uitgegaan van de Keniaanse nationaliteit, omdat het Keniaanse paspoort van eiser als echt is bevonden door Bureau Documenten. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat het paspoort frauduleus is verkregen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49906 en NL24.49907
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker(hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 24 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit gericht op Kenia opgelegd.
1.1.
Verweerder heeft het bestreden besluit op 16 januari 2025 aangevuld door daarin ook een terugkeerbesluit op te nemen voor Senegal. Het is namelijk gebleken dat eiser op een removal order kan terugkeren naar de luchthaven van Dakar in Senegal.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N. Salad als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij Abdilrahman Mohamed Ahmed heet, dat hij de Somalische nationaliteit heeft en dat hij zestien jaar oud is. In het Keniaanse paspoort waarmee eiser heeft gereisd staat weliswaar dat hij [eiser/verzoeker] heet en dat hij geboren is op [geboortedatum] 2001, maar dit betreft een paspoort die hij heeft gekregen van een reisagent. Eiser is nooit in het bezit geweest van de Keniaanse nationaliteit. Eiser heeft in Somalië problemen ondervonden met Al Shabaab. Zij hebben eisers vee afgepakt en hem opgedragen om zich bij hen aan te sluiten. Als eiser dit niet deed, zou hij vermoord worden. Eiser heeft geen problemen ondervonden in Kenia.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder alleen het asielmotief ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’. Verweerder vindt dit asielmotief niet geloofwaardig omdat de door eiser gestelde identiteit en leeftijd en zijn gestelde Somalische nationaliteit en herkomst, niet overeenkomen met de gegevens in het Keniaanse paspoort dat echt is bevonden door Bureau Documenten. Eiser heeft dit asielmotief ook niet onderbouwd met objectieve documenten. Ook vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat het paspoort frauduleus is verkregen en eisers verklaringen zijn tegenstrijdig met de gegevens in het echt bevonden paspoort. Met dit echt bevonden paspoort heeft ook mee gereisd en hij heeft geen problemen ondervonden bij grenscontroles in meerdere landen. Verweerder gaat daarom uit van de gegevens in het Keniaanse paspoort. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vreest voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] omdat hij geen problemen heeft ondervonden in Kenia.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder stelt ten onrechte dat eisers Somalische nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig is. In de zienswijze heeft eiser erop gewezen dat zijn Keniaanse paspoort door een reisagent is geregeld, dat zijn etniciteit Somali is en dat hij behoort tot de stam Gaaljecel en tot de substam Pes. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 maart 2024 [3] volgt dat het aan verweerder is om nader onderzoek te doen, omdat eiser zich voldoende heeft ingespannen om aan te tonen dat het Keniaanse papsoort fraudeleus is verkregen en dat hij niet ook de Keniaanse nationaliteit heeft. Eiser verblijft namelijk in bewaring waardoor zijn bewegingsruimte beperkt is. Daarnaast heeft eiser op 16 december 2024 een e-mail gestuurd aan de Keniaanse ambassade met het verzoek te bevestigen dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen en dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Op 8 januari 2025 heeft eiser per e-mail nogmaals verzocht om een reactie. Naast een ontvangstbevestiging is tot op heden niet inhoudelijk gereageerd op het verzoek van eiser. In beroep heeft eiser bovendien een originele Somalische geboorteakte en een identiteitsverklaring overgelegd. Verweerder heeft de samenwerkingsverplichting geschonden door geen nader onderzoek te doen naar eisers nationaliteit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
6. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 maart 2024 volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het paspoort frauduleus is verkregen. Daarbij mag van hem worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om een verklaring te verkrijgen van de autoriteiten die het paspoort hebben afgegeven waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. [5]
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in eisers geval uit mogen gaan van de Keniaanse nationaliteit. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het door eiser overgelegde Keniaanse paspoort is immers echt bevonden door Bureau Documenten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij voldoende inspanningen heeft verricht en dat het nu, in het kader van de samenwerkingsverplichting, aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar eisers nationaliteit. Dat eiser een e-mail heeft gestuurd naar de Keniaanse ambassade en eenmaal heeft gerappelleerd, is gelet op het door de hoogste bestuursrechter in de uitspraak van 14 maart 2024 geschetste kader onvoldoende. De rechtbank overweegt daarbij dat de hoogste bestuursrechter het benaderen van de diplomatieke vertegenwoordiging in haar uitspraak noemt als voorbeeld van een manier – dus niet de enige manier – waarop een vreemdeling een oprechte inspanning kan leveren om een verklaring te verkrijgen over de rechtsgeldigheid van het paspoort of over zijn status als onderdaan. Niet wordt uitgesloten dat het bijvoorbeeld ook mogelijk is de instantie die het paspoort heeft afgegeven, rechtstreeks te benaderen al dan niet door tussenkomst van een – lokale - advocaat. De rechtbank volgt verweerder verder in zijn betoog dat het feit dat eiser pas na het instellen van het beroep voor het eerst contact heeft gezocht met de Keniaanse ambassade, verder afbreuk doet aan de stelling dat hij een oprechte inspanning heeft geleverd. Verweerder heeft ook niet hoeven volgen dat eiser beperkt is in zijn mogelijkheden om zijn nationaliteit te onderbouwen, omdat hij in bewaring verblijft. Eiser laat zich immers vertegenwoordigen door zijn gemachtigde die niet in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt.
8. De verklaringen van eiser dat hij de Somalische etniciteit heeft en de in beroep ingebrachte Somalische geboorteakte en identiteitsverklaring, maken het voorgaande niet anders. Met deze verklaringen en documenten kan eiser niet onderbouwen dat hij de Keniaanse nationaliteit niet bezit. Het is immers mogelijk dat eiser de Somalische etniciteit heeft maar enkel de Keniaanse nationaliteit bezit of dat hij zowel in het bezit is van de Keniaanse als de Somalische nationaliteit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
4.Idem, rechtsoverweging 3.
5.Ibidem, rechtsoverweging 4.