ECLI:NL:RBDHA:2025:3290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
11254487 CV EXPL 24-2646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de geldigheid van algemene voorwaarden en opzegvergoeding in een energieleveringsovereenkomst

In deze zaak heeft Gulf Gas and Power B.V. (hierna: Gulf) een vordering ingesteld tegen Mondzorgkliniek, bestaande uit meerdere gedaagden, met betrekking tot een energieleveringsovereenkomst. Gulf vordert betaling van een opzegvergoeding van € 7.785,19, die in rekening is gebracht na de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door Mondzorgkliniek. Gulf stelt dat de overeenkomst voor een vaste periode van 60 maanden is aangegaan en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, waarin een opzegvergoeding is opgenomen. Mondzorgkliniek betwist de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en roept de vernietiging ervan in, omdat deze niet correct ter hand zijn gesteld volgens artikel 6:233 sub b BW.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een energieleveringsovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat Gulf niet heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden op de juiste wijze aan Mondzorgkliniek zijn ter hand gesteld. Hierdoor zijn de voorwaarden vernietigbaar. De rechter oordeelt dat Gulf geen recht heeft op de gevorderde opzegvergoeding, omdat de voorwaarden niet voldoen aan de eisen van de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders. De kantonrechter heeft de vordering van Gulf tot betaling van de opzegvergoeding afgewezen, maar heeft Mondzorgkliniek wel veroordeeld tot betaling van de verbruikskosten van € 2.967,77 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 421,78. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Het vonnis is uitgesproken op 26 februari 2025 door de kantonrechter J.T.W. van Ravenstein.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leiden
TS/bc
Zaaknummer: 11254487 CV EXPL 24-2646
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
GULF GAS AND POWER B.V.,
gevestigd te Den Bosch,
eiser,
hierna te noemen: “Gulf”,
advocaat: mr. D. Madrawski,
tegen

1.[gedaagde, sub 1] V.O.F., gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [gedaagde, sub 2]wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde, sub 3]wonende te [woonplaats],
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: “Mondzorgkliniek”,
advocaat: mr. M.B. Bollen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 24 juli 2024 met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord van 16 oktober 2024.
1.2.
Op 28 januari 2025 heeft in het paleis van justitie in Den Haag een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de heer [directeur], commercieel directeur bij Gulf, is verschenen namens Gulf, bijgestaan door mr. Madrawski. De heer [gedaagde, sub 2] is verschenen zowel voor [gedaagde, sub 1] V.O.F. als in persoon, bijgestaan door mr. Bollen. Mevrouw [gedaagde, sub 3] is niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben (de advocaten van) partijen spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Voor het overige heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Van de zijde van Gulf zijn ter zitting aanvullende producties 9 en 10 in het geding gebracht.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Gulf is een onderneming die zich richt op levering van energie (gas en elektriciteit). Mondzorgkliniek is een vennootschap onder firma, waarin de heer [gedaagde, sub 2] en mevrouw [gedaagde, sub 3] vennoten zijn.
2.2.
FluentEnergy B.V. (hierna: “Fluent”) is een onderneming die zich bezighoudt met bemiddeling bij de totstandkoming van energieleveringscontracten.
2.3.
Fluent heeft op 10 januari 2023 telefonisch contact gezocht met Mondzorgkliniek (de heer [gedaagde, sub 2]) en daarbij zijn diensten aangeboden. Tijdens het telefonisch contact heeft Fluent Gulf aangedragen als potentiële nieuwe energieleverancier voor Mondzorgkliniek. Fluent heeft tijdens het telefoongesprek daarnaast een e-mail gestuurd aan Mondzorgkliniek, met een link waarmee een machtigingsovereenkomst met Fluent kon worden geopend en ondertekend. Op deze machtigingsovereenkomst is Gulf opgenomen als ‘nieuwe leverancier’, onder vermelding van diens tarieven. Mondzorgkliniek heeft de machtigingsovereenkomst vervolgens op 10 januari 2023 tijdens het telefoongesprek ondertekend en geretourneerd.
2.4.
Onderaan de machtigingsovereenkomst is de volgende tekst opgenomen:

Door ondertekening van dit document, verklaart ondergetekende akkoord te gaan met de algemene voorwaarden van Fluent Energy B.V. en de algemene voorwaarden als mede[sic]
de aanvullende voorwaarden van de leverancier. (http://gulfgasandpower.nl/#documenten/)”.
2.5.
Vervolgens is op enig moment per e-mail een (welkomst)brief gestuurd door Gulf aan Mondzorgkliniek. In deze brief staat onder meer het volgende:

Bedrijfsnaam [gedaagde, sub 1]
(..)
Product: Vast
Startdatum: 01-03-2023
Looptijd: 60 maanden
(..)
Op de overeenkomst zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

Algemene voorwaarden(..)
2.6.
In artikel 21.3 van de algemene voorwaarden van Gulf staat:

Heeft u een overeenkomst met een vaste einddatum en beëindigt u deze overeenkomst eerder dan de afgesproken einddatum? Dan kunnen wij u hiervoor een opzegvergoeding in rekening brengen.
2.7.
In de aanvullende voorwaarden van Gulf staat onder meer:
  • Als je jouw Leveringsovereenkomst met een vaste looptijd opzegt, dan kan Gulf Gas and Power een opzegvergoeding in rekening brengen.
  • Bij het vroegtijdig annuleren van de overeenkomst wordt uitsluitend de schade bij jou in rekening gebracht volgens de onderstaande formule.

De marktprijs van de leveringsovereenkomst toen jij de leveringsovereenkomst tekende en de verwachte opbrengst van de leveringsovereenkomst als je klant was gebleven. Plus een administratievergoeding van € 50,--.
2.8.
In juni 2023 heeft Mondzorgkliniek een nieuw energieleveringscontract gesloten met een andere leverancier. Gulf is per 9 juni 2023 gestopt met het leveren van energie aan Mondzorgkliniek.
2.9.
Gulf heeft maandelijks facturen gestuurd aan Mondzorgkliniek voor betaling van voorschotten over de maanden maart tot en met juni 2023. Mondzorgkliniek heeft die facturen tot op heden niet betaald.
2.10.
Gulf heeft op 28 juni 2023 een eindafrekening gestuurd aan Mondzorgkliniek op basis van het werkelijk verbruik van Mondzorgkliniek. Met deze eindafrekening is ook een bedrag van € 7.785,19 aan Mondzorgkliniek in rekening gebracht met omschrijving “opzegvergoeding”. Mondzorgkliniek heeft daarop aangegeven de in rekening gebrachte kosten en vergoedingen niet (volledig) te zullen betalen en heeft ook geen betalingen aan Gulf gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Gulf vordert, verkort weergegeven, dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
  • een hoofdsom van € 10.121,96;
  • de wettelijke handelsrente van 12,5% over de hoofdsom vanaf veertien dagen na de factuurdata;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 876,22;
  • de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na vonnis;
  • het nasalaris van de gemachtigde van € 131,00 zonder betekening, te verhogen met € 108,71 ingeval van betekening van het te wijzen vonnis.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Gulf samengevat het volgende ten grondslag. Tussen Gulf en Mondzorgkliniek is een leveringsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond daarvan zou Gulf energie leveren aan Mondzorgkliniek, tegen een vast tarief. Gulf heeft energie geleverd, zodat Mondzorgkliniek voor die afgenomen en verbruikte energie moet betalen. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van zestig maanden met ingang van 1 maart 2023. Dat is een overeenkomst met een vaste einddatum. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden en de aanvullende voorwaarden van Gulf van toepassing. Daarin staat dat als de gebruiker, in dit geval Mondzorgkliniek, de overeenkomst voor de afgesproken einddatum beëindigt, Gulf een opzegvergoeding in rekening kan brengen. Daarvoor geldt een vaste formule die er op neer komt dat de afnemer het verschil moet betalen tussen de waarde van de overeenkomst enerzijds en de verwachte opbrengst van verkoop van de door Gulf ingekochte energie tegen actuele energieprijzen anderzijds. Mondzorgkliniek moet daarom een opzegvergoeding van € 7.785,19 aan Gulf betalen. Ten slotte heeft Gulf kosten moeten maken om het door Mondzorgkliniek verschuldigde bedrag te incasseren. Die kosten moet Mondzorgkliniek vergoeden. De wettelijke handelsrente moet Mondzorgkliniek betalen omdat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW.
3.3.
Subsidiair voert Gulf aan dat Mondzorgkliniek de opzegvergoeding verschuldigd is als schadevergoeding op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Mondzorgkliniek heeft de overeenkomst al in juni 2023 opgezegd. Daarmee heeft zij zich niet gehouden aan haar verplichting tot maart 2028 energie af te nemen. Gulf heeft wel voor de volledige looptijd van de overeenkomst energie ingekocht. Die energie kan Gulf nu niet meer voor het afgesproken tarief aan Mondzorgkliniek doorverkopen. Gulf moet deze ingekochte energie nu noodgedwongen aan derden verkopen tegen lagere prijzen dan de prijs die met Mondzorgkliniek was afgesproken en daardoor lijdt Gulf schade. Die schade bedraagt € 7.785,19, omdat dat het verschil is tussen de opbrengst die Gulf had gehad als Mondzorgkliniek de overeenkomst niet voor de einddatum had opgezegd en de verwachte opbrengst op basis van actuele energieprijzen.
3.4.
Mondzorgkliniek voert geen verweer tegen de gevorderde verbruikskosten. Zij is bereid te betalen voor de energie die zij daadwerkelijk heeft afgenomen en verbruikt. Het verweer van Mondzorgkliniek strekt tot afwijzing van de overige vorderingen van Gulf. Mondzorgkliniek voert daartoe het volgende aan. De opzegvergoeding is gebaseerd op de algemene voorwaarden van Gulf. De algemene voorwaarden van Gulf zijn echter niet van toepassing. Bij het aangaan van de machtigingsovereenkomst met Fluent zijn alleen de voorwaarden van Fluent in beeld verschenen en de voorwaarden van Gulf zijn niet expliciet genoemd. De algemene voorwaarden van Gulf heeft Mondzorgkliniek ook nooit gezien. Het is Mondzorgkliniek dan ook op geen moment duidelijk geweest welke voorwaarden Gulf hanteert. Voor zover de algemene voorwaarden van Gulf wel van toepassing zijn, roept Mondzorgkliniek de vernietiging daarvan in. De voorwaarden zijn immers niet deugdelijk ter hand gesteld in de zin van artikel 6:233 sub b BW.
3.5.
Meer subsidiair beroept Mondzorgkliniek zich er op dat Gulf handelt in strijd met artikel 95m van de Elektriciteitswet 1998. Daarin staat dat de voorwaarden verbonden aan een leveringsovereenkomst vooraf bekend, transparant en eerlijk moeten zijn. Daaraan heeft Gulf niet voldaan door Mondzorgkliniek niet op voorhand duidelijk te informeren over een mogelijke opzegvergoeding bij tussentijdse opzegging. Daarnaast is de opzegvergoeding in strijd met artikel 8 lid 1 van de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders. In dat artikel staat dat een dergelijk beding in de overeenkomst moet zijn opgenomen en voldoende duidelijk moet aangeven wat de hoogte van de opzegvergoeding is. Aan die eisen voldoet het opzegvergoedingsbeding waar Gulf zich op beroept niet.
3.6.
Ten slotte voert Mondzorgkliniek nog aan dat de overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en er dus geen einddatum is afgesproken. Het opzegvergoedingsbeding mist daardoor toepassing. Voor zover Gulf onduidelijkheid heeft laten bestaan over de duur van de overeenkomst, levert dit (ook) een gebrek aan transparantie op in de zin van artikel 95m van de Elektriciteitswet 1998, zodat het beding geen werking toekomt.
4. De beoordeling
Toepasselijkheid algemene voorwaarden
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat een energieleveringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen Gulf en Mondzorgkliniek. Of op die overeenkomst ook de algemene en aanvullende voorwaarden van Gulf van toepassing zijn, moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW) die gelden voor het aangaan van overeenkomsten en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 en 3:35 BW). De vraag is of Gulf de algemene voorwaarden heeft bedongen en deze vervolgens door Mondzorgkliniek zijn aanvaard. Dat is het geval.
4.2.
De machtigingsovereenkomst die Fluent per e-mail aan Mondzorgkliniek heeft toegestuurd, bevat de bepaling dat Mondzorgkliniek door ondertekening van die machtigingsovereenkomst verklaart akkoord te zijn met de algemene en aanvullende voorwaarden van de leverancier. Het verweer van Mondzorgkliniek dat in de machtigingsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat het om de voorwaarden van Gulf gaat, slaagt niet. Op de eerste pagina van de machtigingsovereenkomst staat immers Gulf genoemd als leverancier. Onder de betreffende passage over de algemene en aanvullende voorwaarden is bovendien een verwijzing opgenomen naar de website van Gulf, waarop de voorwaarden te vinden zijn. Daarmee is voldoende duidelijk dat het de voorwaarden van Gulf betrof, en niet die van een andere (onbepaalde) leverancier.
4.3.
Voor aanvaarding en toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niet nodig dat Mondzorgkliniek met de inhoud van die voorwaarden bekend was. Ook het verweer van Mondzorgkliniek dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van de voorwaarden van Gulf, doordat deze niet als pop-up in beeld zijn verschenen (zoals de voorwaarden van Fluent dat wel deden) slaagt om die reden niet. Door ondertekening van de machtigingsovereenkomst, waarin naar de algemene en aanvullende voorwaarden van Gulf wordt verwezen, heeft Mondzorgkliniek toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Gulf aanvaard. In beginsel geldt dan ook dat de algemene en aanvullende voorwaarden van Gulf van toepassing zijn op de energieleveringsovereenkomst tussen partijen.
Vernietiging algemene voorwaarden
4.4.
Op grond van artikel 6:233 onder b BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien (in dit geval) Gulf niet aan Mondzorgkliniek een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Artikel 6:234 BW bepaalt vervolgens (in beginsel limitatief) op welke wijze die redelijke mogelijkheid geboden dient te worden. Mondzorgkliniek heeft de vernietiging ingeroepen van de algemene en aanvullende voorwaarden van Gulf. Het is dan aan Gulf om te stellen en te bewijzen dat de voorwaarden op de in artikel 6:234 BW voorgeschreven wijze aan Mondzorgkliniek ter hand zijn gesteld. Gulf slaagt daarin niet.
4.5.
Gulf heeft weliswaar aangevoerd dat Mondzorgkliniek in het ‘digitale portaal’ de voorwaarden van Gulf te zien heeft gekregen en daar doorheen heeft moeten scrollen, voordat zij de machtigingsovereenkomst kon ondertekenen, maar dit is door Mondzorgkliniek gemotiveerd betwist. Uit de enkele schermafdruk die door Gulf ter zitting in het geding is gebracht, blijkt niet dat Mondzorgkliniek ten tijde van het aangaan van de machtigingsovereenkomst de voorwaarden Gulf heeft kunnen (of zelfs moeten) raadplegen en opslaan. Het is onzeker waar de schermafdruk precies betrekking op heeft, op welk moment van de ondertekeningsprocedure dit venster zou openen, of en zo ja wanneer deze stap in de ondertekeningsprocedure is ingevoerd en van welke bron of datum de schermafdruk afkomstig is. Gezien de bewijslastverdeling komt deze onzekerheid voor risico van Gulf.
4.6.
Gulf heeft daarnaast aangevoerd dat de aanvullende voorwaarden aan Mondzorgkliniek per e-mail gestuurd zouden zijn. Ook dit is door Mondzorgkliniek betwist en blijkt evenmin uit het door Gulf overgelegde afschrift van die aanvullende voorwaarden. Daaruit blijkt in het geheel niet van een verzending aan of ontvangst door Mondzorgkliniek van een e-mail van of namens Gulf. Bovendien heeft Gulf zelf gesteld dat de e-mail pas op 17 januari 2023, na het aangaan van de overeenkomst, verzonden zou zijn.
4.7.
Ten slotte heeft Gulf ter zitting nog gewezen op de link in de machtigingsovereenkomst, waarmee de algemene voorwaarden eenvoudig door Mondzorgkliniek te raadplegen geweest zouden zijn. Mondzorgkliniek heeft bij conclusie van antwoord met verschillende schermafdrukken inzichtelijk gemaakt dat de link (slechts) naar de homepage van Gulf verwees. Met een zoekopdracht konden weliswaar algemene voorwaarden op de website van Gulf gevonden worden, maar dat is onvoldoende om aan de informatieplicht van artikel 6:233 onder b te voldoen. Gulf heeft ter zitting erkend dat de link op enig moment ‘ergens anders’ naar verwees. Dat dat niet het geval was op het moment dat Mondzorgkliniek de machtigingsovereenkomst ondertekende, zoals Gulf heeft gesteld, heeft Gulf vervolgens niet nader onderbouwd en ook niet aannemelijk gemaakt. Het (subsidiaire) beroep van Mondzorgkliniek op vernietiging van de algemene en aanvullende voorwaarden slaagt dan ook. Gulf heeft daarom niet op grond van de algemene en aanvullende voorwaarden aanspraak op een opzegvergoeding.
Subsidiair beroep op artikel 6:74 BW
4.8.
Subsidiair heeft Gulf een bedrag gelijk aan de opzegvergoeding gevorderd als schadevergoeding in de zin van artikel 6:74 BW. Op grond van artikel 95m lid 11 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b lid 11 van de Gaswet kan een energieleverancier in een overeenkomst voor bepaalde duur opnemen dat de afnemer bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst een redelijke vergoeding verschuldigd is. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) stelt voor de uitvoering van haar wettelijk (bij Elektriciteitswet 1998 en Gaswet) opgedragen taken beleidsregels en richtsnoeren op. Ten tijde van het totstandkomen van de overeenkomst tussen partijen golden voor Gulf als vergunninghoudende energieleverancier de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders (Richtsnoeren). Daarin heeft de ACM uitgewerkt wat zij onder een redelijke opzegvergoeding (al dan niet) verstaat.
4.9.
Uit artikel 8 van de Richtsnoeren volgt dat sprake is van een redelijk opzegvergoedingsbeding indien dat beding wordt opgenomen in de overeenkomst, waarbij duidelijk wordt aangegeven wat de hoogte van de opzegvergoeding is. Aan die eisen is in het geval van Gulf en Mondzorgkliniek niet voldaan. In de tussen hen bestaande overeenkomst is geen opzegvergoeding opgenomen; het beding in de algemene en aanvullende voorwaarden van Gulf is vernietigd en bovendien is de formule – en daarmee de hoogte van de vergoeding – zoals die is opgenomen in het beding onduidelijk. De gegeven formule omschrijft immers wel de variabelen, te weten “de marktprijs” en “de verwachte opbrengst” maar geeft verder niet aan hoe de opzegvergoeding berekend zou moeten worden en hoe de variabelen in de berekening geplaatst zouden moeten worden. Weliswaar heeft Gulf de formule en de berekening van de vergoeding in de eindafrekening, bij dagvaarding en ter zitting toegelicht, maar dat maakt niet dat het beding aan de daaraan gestelde eisen voldoet.
4.10.
Uit artikel 9 van de Richtsnoeren volgt dat het redelijk wordt geacht geen opzegvergoeding in rekening te brengen die in strijd is met de Richtsnoeren. Nu Gulf geen opzegvergoedingsbeding heeft gehanteerd dat voldoet aan de Richtsnoeren, kan dus geen opzegvergoeding in rekening worden gebracht, ook niet op grond van artikel 6:74 BW. Dat betekent dat de daartoe strekkende vordering van Gulf zal worden afgewezen. De overige verweren van Mondzorgkliniek tegen de gevorderde opzegvergoeding kunnen daarmee onbesproken blijven.
De verbruikskosten
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat Mondzorgkliniek de kosten van het daadwerkelijk verbruik aan Gulf moet betalen. Gulf heeft deze kosten onder verwijzing naar specificaties en een eindafrekening begroot op € 2.967,77. Het verbruik en de specificaties zijn niet door Mondzorgkliniek betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van het bedrag van € 2.967,77. Mondzorgkliniek zal worden veroordeeld dit bedrag aan Gulf te betalen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Gulf maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit) is van toepassing en Gulf heeft onbetwist gesteld dat incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan de tarieven in het Besluit. Mondzorgkliniek is de hierboven genoemde verbruikskosten aan Gulf verschuldigd. Over dat bedrag worden de buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vastgesteld op € 421,78.
Wettelijke handelsrente
4.13.
Gulf heeft de wettelijke handelsrente gevorderd over de gevorderde hoofdsom van
€ 10.121,96 vanaf veertien dagen na de factuurdata. Mondzorgkliniek heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde handelsrente.
4.14.
Een deel van de verbruikskosten (die worden toegewezen) is in de opzegvergoeding (die wordt afgewezen) in de door Gulf opgemaakte eindafrekening verdisconteerd. Gulf heeft niet gesteld of aangetoond dat de verbruikskosten op enig moment (anders dan bij de eindafrekening) aan Mondzorgkliniek in rekening zijn gebracht. De door Gulf genoemde ‘factuurdata’ zijn niet gespecificeerd en facturen van andere data dan de eindafrekening (met vervaldatum 12 juli 2023) zijn kennelijk ook niet door Gulf verzonden. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen over de verbruikskosten van € 2.967,77 met ingang van 13 juli 2023 op grond van artikel 6:119a lid 1 BW.
Hoofdelijkheid gedaagden
4.15.
Artikel 18 van het Wetboek van Koophandel bepaalt dat ieder van de vennoten hoofdelijk verbonden is voor de verbintenissen van de vennootschap onder firma. Dat betekent in dit geval dat de heer [gedaagde, sub 2] en mevrouw [gedaagde, sub 2] ieder voor het geheel van de verplichtingen van de vennootschap aansprakelijk zijn. Gulf kan zijn vorderingen zover die worden toegewezen daarom ook tegen hen geldend maken. De heer [gedaagde, sub 2] en mevrouw [gedaagde, sub 2] zullen in de veroordeling tot het voldoen van de verbruikskosten, de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente worden betrokken.
Proceskosten
4.16.
Partijen worden ieder deels in het gelijk gesteld, waardoor de kantonrechter aanleiding ziet om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde, sub 1], [gedaagde, sub 2] en [gedaagde, sub 3] hoofdelijk om aan Gulf Gas and Power te betalen een bedrag van € 2.967,77, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente met ingang van 13 juli 2023;
5.2.
veroordeelt [gedaagde, sub 1], [gedaagde, sub 2] en [gedaagde, sub 3] hoofdelijk om aan Gulf Gas and Power te betalen een bedrag van € 421,78 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.W. van Ravenstein en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.