ECLI:NL:RBDHA:2025:3292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
NL24.45472 en NL24.45473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Senegalese en Mauritaanse nationaliteit afgewezen wegens onterecht veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die de Senegalese en Mauritaanse nationaliteit heeft, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser vreest dat hij in Mauritanië zal worden opgepakt vanwege zijn politieke activiteiten. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat Senegal als veilig land van herkomst geldt. Eiser betwist deze aanwijzing en stelt dat hij gevaar loopt als hij zijn activiteiten in Senegal voortzet. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust. De rechtbank oordeelt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag van eiser af als ongegrond, met een vertrektermijn van vier weken. Tevens wordt het inreisverbod opgeheven, omdat de grondslag hiervoor is vervallen. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.45472 en NL24.45473
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter eisers verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 november 2024 de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
Verweerder heeft het bestreden besluit op 20 november 2024 aangevuld door ook een terugkeerbesluit te nemen voor Marokko. Gebleken is dat eiser op een removal order kan terugkeren naar de luchthaven van Casablanca in Marokko.
1.2.
Op 5 december 2024 heeft deze rechtbank de behandeling van het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de bestreden besluiten, verwezen naar de meervoudige kamer. Op 8 januari 2025 heeft de meervoudige kamer uitspraak gedaan over de rechtsvraag die de reden vormde voor de verwijzing van het beroep naar de meervoudige kamer in deze zaak. [2] De meervoudige kamer heeft eisers beroep daarom terug verwezen naar de enkelvoudige kamer.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Senegalese en Mauritaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2000. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, omdat hij vreest dat hij in Mauritanië zal worden opgepakt vanwege zijn politieke activiteiten. Zo zou eiser zich inzetten voor personen die in Mauritanië geboren en getogen zijn, maar aan wie de Mauritaanse nationaliteit niet wordt verstrekt. Ook zette eiser zich in tegen de Arabisering van Mauritanië. Eiser heeft verklaard dat hij manifestaties organiseerde over deze twee onderwerpen en dat meerdere medeorganisatoren als gevolg hiervan zijn opgepakt.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft onder meer de Senegalese nationaliteit en Senegal wordt door verweerder aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser zou niet aannemelijk hebben gemaakt dat van dat uitgangspunt moet worden afgeweken in zijn specifieke geval, ook niet als hij eventueel zou doorgaan met zijn politieke activiteiten vanuit Senegal. Omdat Senegal als een veilig land van herkomst is aangewezen, heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft daarbij ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod opgelegd. Op een later moment heeft verweerder het terugkeerbesluit aangevuld in zoverre dat naast Senegal ook Marokko wordt genoemd als land waarnaar eiser zou moeten terugkeren. Gebleken is dat eiser op een removal order kan terugkeren naar de luchthaven van Casablanca, in Marokko.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat Senegal in zijn algemeenheid niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Hij verwijst hiervoor naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie [3] (het Hof) en een nog lopende procedure bij het Hof over de vraag of bepaalde groepen kunnen worden uitgezonderd bij het aanmerken van een land van herkomst als veilig. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet tot een van de uitzonderingscategorieën behoort [4] . Eiser voert verder aan dat Senegal in zijn specifieke geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Ten onrechte is verweerder niet ingegaan op het gevaar dat eiser zal lopen als hij in Senegal zijn activiteiten zal voortzetten. Volgens eiser zal hij ook in Senegal gevaar lopen vanwege zijn politieke activiteiten. Hij zal het risico lopen om alsnog naar Mauritanië te worden gestuurd of om door Mauritaanse huurlingen terug te worden gehaald. Hierbij is onder meer van belang dat deze landen hechte banden met elkaar onderhouden. Tot slot betoogt eiser dat, gelet op het voorgaande, verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in de uitspraak van 8 januari 2025 geoordeeld dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [5] De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vv 2000 [6] daarom onverbindend.
4.1.
Verweerders aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst berust niet op een draagkrachtige motivering. Verweerder heeft dan ook onzorgvuldig gehandeld door de asielaanvraag van eiser te behandelen in de versnelde procedure en verweerder heeft eisers aanvraag ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. [7] Het beroep is gelet hierop gegrond.
4.2.
Op grond artikel 8:41a van de Awb [8] beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb. Daartoe is het volgende van belang.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de zwaarwegendheid van het asielrelaas van eiser heeft beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers vrees dat de Mauritaanse autoriteiten hem zullen opsporen in Senegal of gevonden te worden door huurlingen, die door de Mauritaanse overheid worden ingezet, niet aannemelijk is. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat eisers vrees is gebaseerd op aannames. [9] Het is immers niet duidelijk waar eiser deze vrees op baseert en hij heeft dit ook anderszins niet onderbouwd. Ook heeft verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers gestelde vrees om gearresteerd te worden, omdat hij zijn politieke activiteiten in Senegal wil voortzetten, niet aannemelijk is. Daarbij heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt welke activiteiten hij zou willen voortzetten in Senegal en op welke wijze en dat hij bovendien niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in de negatieve belangstelling zou raken van de Senegalese autoriteiten. Hierbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat de politieke activiteiten waar eiser over heeft verklaard, niets met Senegal te maken hebben. Eiser heeft immers verklaard dat hij zich inzette tegen de Arabisering van Mauritanië en voor geboren en getogen Mauritaniërs die de Mauritaanse nationaliteit nooit hebben gekregen. Omdat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers vrees voor wat hem te wachten staat in Senegal niet aannemelijk is, legt de rechtbank deze motivering van verweerder ten grondslag aan haar oordeel. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat eiser niet heeft gesteld dat hij door de toepassing van de versnelde procedure niet alles omtrent zijn asielrelaas naar voren heeft kunnen brengen en dit is de rechtbank in dit geval ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De minister heeft de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [10]
6. Gelet op overwegingen 4.2 en 4.3 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. Omdat verweerder – buiten de kennelijke ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarom eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. Omdat Senegal het herkomstland van eiser is, moet hij daarheen vertrekken. Eiser kan gelet op het aanvullende terugkeerbesluit ook terugkeren naar de luchthaven van Casablanca in Marokko.
7. Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
8. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover dat ziet op het bestreden besluit van 12 november 2024;
  • vernietigt het bestreden besluit van 12 november 2024;
  • wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
  • bepaalt dat eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Senegal;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorzienig staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:172.
3.Het arrest CV van het Hof van 4 oktober 2024 (C-406/22), ECLI:EU:C:2024:841.
4.In het geval van eiser: Personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Senegal bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden.
5.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).
6.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
7.Vreemdelingenwet 2000.
8.Algemene wet bestuursrecht.
9.Zie pagina 10 en 11 van het verslag van het nader gehoor.
10.Zie artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.