Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Het verloop van de procedure
Overwegingen
Beslissing
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door betrokkene tegen het uitblijven van de uitbetaling van een proceskostenvergoeding. Betrokkene had eerder een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 januari 2025 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet verschenen.
De kantonrechter overwoog dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het ging om een feitelijke handeling en niet om een besluit. De kantonrechter stelde vast dat het beroep was ingesteld tegen het uitblijven van de uitbetaling van de proceskostenvergoeding, wat geen besluit is, maar een feitelijke handeling. Volgens de wet is het niet mogelijk om beroep in te stellen tegen een feitelijke handeling van een bestuursorgaan. Daarom kon de kantonrechter het beroepschrift niet inhoudelijk beoordelen en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het onderscheid tussen besluiten en feitelijke handelingen in het bestuursrecht. Het is cruciaal voor betrokkenen om te begrijpen dat alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld, en dat feitelijke handelingen niet onder deze regeling vallen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de procedurele aspecten van het indienen van beroep in het bestuursrecht.