ECLI:NL:RBDHA:2025:332
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft eiser op 5 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 12 februari 2024 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 12 augustus 2024 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 12 mei 2025 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie die deze verlenging rechtvaardigde. Hierdoor was de ingebrekestelling van 13 augustus 2024 te vroeg ingediend, en was het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.