ECLI:NL:RBDHA:2025:3327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24_14967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning op grond van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije

Op 20 augustus 2024 heeft verzoeker een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingediend in het kader van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije. Deze aanvraag is op 3 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, waarna aan verzoeker een terugkeerbesluit is opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 19 september 2024, dat op 24 september 2024 door de minister is ontvangen. Op dezelfde dag heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar heeft hij het griffierecht niet betaald, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 30 oktober 2024 een aangetekende brief heeft ontvangen waarin hem werd verzocht het griffierecht van € 187,- binnen twee weken te betalen. Ondanks dat de brief op 1 november 2024 is bezorgd, heeft verzoeker het griffierecht niet betaald en geen geldige reden opgegeven voor deze omissie. Hierdoor kon de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk behandelen.

De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de betaling van het griffierecht een voorwaarde is voor de behandeling van het verzoek. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14967

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer] ,
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Op 20 augustus 2024 heeft verzoeker een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije ingediend. Op 3 september 2024 heeft de minister deze aanvraag afgewezen en aan verzoeker een terugkeerbesluit opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen op 19 september 2024, door de minister ontvangen op 24 september 2024, bezwaar gemaakt.
Verzoeker heeft op 24 september 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de voorzieningenrechter uit waarom.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening (hierna: verzoek) indient, moet griffierecht betalen [2] . In dit geval is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoeker niets aan kan doen. [3]
4. De rechtbank heeft verzoeker op 30 oktober 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 1 november 2024 om 12:10 uur is bezorgd bij verzoeker. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoeker heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. N. Khalloufi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 8:82, derde lid en artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.