ECLI:NL:RBDHA:2025:338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 27 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 9 januari 2024 had ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 9 juli 2024 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 9 april 2024 zou eindigen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor was de ingebrekestelling van 7 augustus 2024 te vroeg ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.