ECLI:NL:RBDHA:2025:3380
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een aanvraag voor asiel heeft ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Asiel en Migratie op het bezwaarschrift. De minister had op 6 april 2023 de aanvraag van de verzoeker afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Op 9 oktober 2023 heeft de minister op het bezwaarschrift beslist, maar de verzoeker heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Hierdoor is er geen beroepsprocedure aan de gang, wat noodzakelijk is om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter legt uit dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kan worden beoordeeld en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.