In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag van 14 mei 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, waarbij de wettelijke termijnen zijn overschreden. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die het niet tijdig nemen van een besluit gelijkstellen aan een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.