ECLI:NL:RBDHA:2025:3396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24/12452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens onjuiste informatievoorziening door de minister

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 maart 2025, wordt een verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoeker had op 6 augustus 2024 beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, in de veronderstelling dat er op 25 juli 2024 een besluit was genomen. Na het intrekken van het beroep verzocht verzoeker de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten, omdat hij meende dat hij deze had gemaakt door onjuiste informatie van de minister. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van 'tegemoetkomen' door de minister in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de minister geen besluit had genomen. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond en stelt dat verzoeker zijn schade mogelijk op grond van artikel 8:88 van de Awb bij de minister kan verhalen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. Het verzoek is gedaan bij de intrekking door verzoeker van zijn beroep van 6 augustus 2024.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4.
Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter is van ‘tegemoetkomen’ in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb slechts sprake indien het bestuursorgaan een in het bestreden besluit ingenomen standpunt, dat binnen de grenzen van het geding valt, heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Intrekking of wijziging van het besluit vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel vanwege pas in beroep verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een proceskostenveroordeling.
5. Uit de stukken in het dossier leidt de rechtbank af dat verzoeker in de veronderstelling verkeerde dat er op 25 juli 2024 door de minister een besluit was genomen. Om die reden heeft hij op 6 augustus 2024 beroep ingesteld. Toen naderhand bleek dat er door de minister toch geen besluit genomen was heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van zijn proceskosten. Verzoeker stelt dat hij beroep had ingesteld en aldus proceskosten heeft gemaakt als gevolg van onjuiste informatievoorziening door de minister, waardoor hij er -achteraf ten onrechte- vanuit ging dat er een besluit genomen was. Gelet op deze gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk door de minister aan verzoeker tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb zoals omschreven onder overweging 4. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank om die reden dan ook geen aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten.
6. Met betrekking tot de stelling van verzoeker dat hij het beroep heeft ingediend en aldus proceskosten heeft gemaakt als gevolg van, volgens verzoeker, onjuiste informatievoorziening door de minister, merkt de rechtbank op dat verzoeker deze schade bij de minister dient te verhalen, mogelijk op grond van artikel 8:88 van de Awb. De gestelde schade kan niet via een proceskostenveroordeling ex artikel 8:75a van de Awb worden gevorderd.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de