ECLI:NL:RBDHA:2025:3414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
25/1488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek tegen uitspraak op verzet in bestuursrechtelijke zaak

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een verzoeker, die eerder op 12 september 2024 een uitspraak op verzet had gekregen. De rechtbank had het verzet van de verzoeker tegen een eerdere uitspraak van 28 mei 2024 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft op 17 september 2024 herziening gevraagd van de uitspraak op verzet. De rechtbank oordeelt dat zij op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kan doen zonder zitting. Volgens artikel 8:119 van de Awb kan een onherroepelijke uitspraak herzien worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de indiener van het verzoekschrift niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak van 12 september 2024 onherroepelijk is geworden, omdat er geen rechtsmiddel openstaat. De verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek om herziening, maar de rechtbank oordeelt dat de aangevoerde gronden voor herziening niet voldoen aan de eisen van artikel 8:119, eerste lid van de Awb. De verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1488
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 op het herzieningsverzoek van de uitspraak op verzet van 12 september 2024 in de zaak SGR 24/1302 V

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

Inleiding

Bij uitspraak van 12 september 2024 [1] heeft de rechtbank het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van 28 mei 2024 [2] , ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft bij brief van 17 september 2024 herziening gevraagd van de uitspraak op verzet van 12 september 2024.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:119 van de Awb kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
3. De rechtbank stelt voorop dat tegen de uitspraak van 12 september 2024 ingevolge artikel 8:55 van de Awb geen rechtsmiddel openstaat. Daarmee is deze uitspraak onherroepelijk geworden. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek om herziening.
4. Verzoeker stelt in de kern dat de afdoening zonder zitting niet ter discussie staat. Hij is alleen van mening dat in de uitspraak van 12 september 2024 niet is gemotiveerd waarom het beroep niet ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard.
5. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. De herzieningsprocedure biedt de mogelijkheid om een uitspraak, ondanks dat deze onherroepelijk is, te herzien uitsluitend indien – kort weergegeven – voor die uitspraak doorslaggevende feiten in de procedure die tot die uitspraak leidden niet konden worden aangevoerd. Het bijzondere rechtsmiddel dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
6. De rechtbank is van oordeel dat wat verzoeker heeft aangevoerd geen gronden zijn voor herziening, als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid van de Awb. Hij heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die pas na de uitspraak op het verzet bekend zijn geworden en die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.