ECLI:NL:RBDHA:2025:3424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL25.9274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring – betwisting zware grond – lichter middel – beroep ongegrond

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring. Eiser, een Marokkaanse man geboren in 1976, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die hem op 26 februari 2025 in bewaring had gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 maart 2025 in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was om gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser. Er was een risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek zou belemmeren. Eiser betwistte de zware grond 3d, maar de rechtbank oordeelde dat de andere onbetwiste zware gronden voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat een lichter middel toegepast had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat dit niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9274

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

V-nummer: [V-nummer], eiser
(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1976 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Gebleken is dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot
terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Tevens heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser (1°) in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, (2°) reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en (3°) op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
3. Eiser betwist zware grond 3d.
4. Wat eiser heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. De onbetwiste zware gronden 3a, 3b, 3c en 3i evenals de lichte gronden 4a, 4c en 4d naar zijn het oordeel van de rechtbank feitelijk juist en voor zover nodig voldoende toegelicht, zodat deze de maatregel reeds kunnen dragen. Wat eiser heeft aangevoerd tegen zware grond 3d behoeft daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert verder aan dat verweerder toepassing had moeten geven aan een lichter middel. Hij wil zijn asielprocedure in vrijheid afwachten en kan gedurende de procedure in de asielopvang verblijven.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Daarbij is van belang dat uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd een risico op onttrekking aan het toezicht en een risico op het belemmeren of ontwijken van de voorbereiding van zijn vertrek volgt. Daarnaast heeft verweerder mogen betrekken dat eiser zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken en kort voordat hij uitgezet zou worden een asielaanvraag heeft ingediend. Verder is niet gebleken dat de inbewaringstelling voor eiser onredelijk bezwarend is.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.