ECLI:NL:RBDHA:2025:3439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.48138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, en eiser had een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep had beslist. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser heeft toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser voldoende inspanning heeft geleverd om zijn Soedanese nationaliteit aan te tonen, ondanks dat verweerder uitging van de Tsjadische nationaliteit op basis van een echt bevonden paspoort. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te wachten op een reactie van de Tsjadische autoriteiten en dat er geen aanleiding meer was voor de gevraagde voorlopige voorziening, die is afgewezen.

Uitspraak

aRECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48138 en NL24.48139
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna te noemen eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2024 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eiser daarbij een terugkeerbesluit opgelegd, waarin een termijn voor vrijwillig vertrek is onthouden. Daarnaast heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van 2 jaar uitgevaardigd aan eiser.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening, op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.

Overwegingen

De rechtbank motiveert haar uitspraak als volgt.
1. Volgens het door eiser bij inreis overgelegde en echt bevonden paspoort, is eiser geboren op [datum 1] 2001 en heeft hij de Tsjadische nationaliteit. Eiser zelf stelt te zijn [naam] , geboren op [datum 2] 1993, van Soedanese nationaliteit. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Darfur en te behoren tot de Zingi-bevolkingsgroep. In februari/maart 2024 kwam de oorlog naar eisers woonplaats. Eiser is eind mei 2024 meegenomen door de Fast Rapid Force. Ook anderen werden gearresteerd. Zij werden mishandeld en mochten niet eten. Eisers arm is gebroken. Hij is geslagen met een wapen. Er werd gevraagd wie losgeld kon (laten) betalen. Als iemand geen geld had, werd hij met de dood bedreigd. Al Daïm Al Saria, waar de Fast Rapid Force toe behoort, richt zich op de jonge, zwarte mensen die zij als slaaf zien en willen uitroeien. Op een ochtend was er een luchtbombardement door het Soedanese leger. Al Daïm Al Saria trok zich daarop terug, waardoor de groep mensen waar eiser bij was, kon vluchten naar een gebied dat onder controle stond van het Soedanese leger. Daarna is eiser naar de grens met Tsjaad gereisd.
2. Verweerder onderscheidt één asielmotief in het relaas van eiser, te weten zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder acht die ongeloofwaardig. Verweerder gaat uit van het echt bevonden Tsjadische paspoort. Eiser heeft niet met objectieve documenten zijn gestelde Soedanese nationaliteit onderbouwd. Eiser heeft alleen kopieën overgelegd, die niet onderzocht kunnen worden op authenticiteit. Verder heeft eiser geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij niet de Tsjadische nationaliteit heeft. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en e Vw.
Verweerder beoordeelt niet inhoudelijk de gestelde problemen in Soedan, omdat ervan wordt uitgegaan dat eiser terug kan keren naar Tsjaad.
3. Eiser voert hiertegen aan dat hij kopieën heeft overgelegd van zijn Soedanese paspoort, rijbewijs en nationale identiteitsnummer. Ook heeft eiser zijn originele Soedanese paspoort overgelegd, alsmede een verklaring van de Soedanese ambassade. Ter zitting heeft eisers gemachtigde aangegeven dat deze verklaring is afgegeven nadat eiser kopieën van zijn Soedanese documenten had verstrekt en nadat de consul eiser heeft bezocht in het Justitieel Complex Schiphol, waar eiser verblijft. De verklaringen van de Soedanese autoriteiten en het originele Soedanese paspoort zijn aangeboden voor onderzoek aan Bureau Documenten van verweerder. Daarnaast heeft eiser drie e-mails overlegd die hij aan de Tsjadische autoriteiten heeft verstuurd, waarvan de eerste is verzonden op 24 november 2024. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat zij op 20 december 2024 en op 14 januari 2025 heeft gebeld met de Tsjadische ambassade, zonder resultaat. Zij kan ook geen voicemail-bericht achterlaten. Zij wijst erop dat eiser in grensdetentie zit, en het voor hem moeilijk is zelf contact te leggen met de ambassade. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 maart 2024 [1] en stelt dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.
4. Op 14 maart 2024 heeft de Afdeling uitspraak gedaan over de inspanningsverplichting van de vreemdeling, wanneer deze Nederland binnen reist met een echt bevonden, maar zo gesteld frauduleus verkregen paspoort. De Afdeling heeft geoordeeld dat als de vreemdeling stelt dat het paspoort buiten beschouwing moet worden gelaten, hij een inspanningsverplichting heeft om aannemelijk te maken dat het echt bevonden paspoort frauduleus is verkregen. Volgens de Afdeling mag van de vreemdeling hierbij worden verwacht dat hij contact opneemt met de autoriteiten van het land die het paspoort hebben afgegeven. Als de vreemdeling hier onvoldoende moeite voor doet, dan mag verweerder uitgaan van de persoonsgegevens op het echt bevonden paspoort. Wanneer de vreemdeling echter een oprechte inspanning heeft geleverd, maar er niet in is geslaagd om een verklaring te krijgen over het paspoort, dan moet verweerder onderzoek gaan doen naar de gestelde nationaliteit.
5. Met inachtneming van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024, overweegt de rechtbank als volgt. In beroep is aangevoerd dat verweerder ten onrechte uitgaat van de Tsjadische nationaliteit van eiser, en niet van de Soedanese nationaliteit. Eisers gemachtigde heeft op 24 november, dat is voorafgaand aan het bestreden besluit, een e-mail gestuurd naar de Tsjadische ambassade. De e-mail is opgemaakt in de Engelse taal en er is een kopie van het Tsjadische paspoort aan toegevoegd. De gemachtigde heeft gevraagd te bevestigen dat eiser geen onderdaan van Tsjaad is. Daarna, in de beroepsfase, heeft zij nog tweemaal gerappelleerd, zonder resultaat. Zij heeft ook nog gebeld met de ambassade op 20 december 2024 en 14 januari 2025, maar kreeg geen contact. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser van meet af aan te kennen heeft gegeven dat hij het Tsjadische paspoort frauduleus heeft verkregen en dat hij de Soedanese nationaliteit heeft. Om dat laatste te onderbouwen heeft hij kopieën van een Soedanees paspoort, een Soedanees identiteitsbewijs en een Soedanees rijbewijs overgelegd bij het nader gehoor. Het originele Soedanese paspoort is inmiddels in beroep overgelegd aan verweerder, evenals een verklaring van de consul van de Soedanese ambassade van 5 december 2024. In deze verklaring worden de paspoortgegevens bevestigd en wordt ook bevestigd dat de heer [naam] de Soedanese nationaliteit heeft. Verder weegt de rechtbank mee dat eiser in grensdetentie zit. Eiser is daardoor niet in staat om zelf op elk moment contact te zoeken en is hiervoor afhankelijk van anderen, zoals zijn advocaat. In het licht van deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat eiser met het mailen en rappelleren een oprechte inspanning heeft geleverd om in contact te komen met de autoriteiten van Tsjaad. Door een reactie niet af te wachten, heeft verweerder het besluit onzorgvuldig genomen.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen. Verweerder moet daarbij alles wat in beroep is aangevoerd en overgelegd betrekken. Verweerder moet eerst onderzoek doen naar eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van acht weken. Gelet hierop, hoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
7. Nu met de uitspraak op het beroep van eiser is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
8. Eiser krijgt een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan door mr. M.A.J. van Beek, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.