Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J. van der Woude, in beroep ging tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf als verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind. De minister had echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor de beslissing door de minister was overschreden en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke had gesteld. Hierdoor was het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank stelde vast dat eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep had ingesteld, maar oordeelde dat dit beroep terecht was ingediend. De rechtbank legde de minister een nadere beslistermijn op van twee weken na de verzending van de uitspraak, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 453,50 werden vastgesteld, evenals het griffierecht van € 187,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 maart 2025.