ECLI:NL:RBDHA:2025:3472
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking van beroep
Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.J. Ullersma, had een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door P. Ozturk, omdat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Op 5 februari 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 25 februari 2025 aangegeven bereid te zijn deze kosten te vergoeden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan het beroep van de indiener. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister inderdaad tegemoetgekomen is aan het beroep van de verzoeker door alsnog een besluit te nemen. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen, waarbij de rechtbank de minister heeft veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de geldende regels in het Besluit Proceskosten bestuursrecht, met inachtneming van de wegingsfactor voor de lichtgewicht aard van de zaak.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 maart 2025. Verzoekers die het niet eens zijn met deze uitspraak hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen bij de rechtbank.