ECLI:NL:RBDHA:2025:3476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres wegens onvoldoende bewijs van bedreiging en afpersing

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 26 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 22 juli 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 18 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiseres stelt dat zij in Colombia is bedreigd door een guerrillabeweging, die haar heeft afgeperst. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zich voor bescherming kan wenden tot de Colombiaanse autoriteiten en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit verzoek bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is. De rechtbank vindt de argumenten van eiseres niet overtuigend en concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de proceskosten niet vergoed hoeven te worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32259

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van der Steijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 26 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, N. Ramirez Ruiz als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt de Colombiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1978. Eiseres heeft verklaard dat zij in Colombia met haar ex-partner een goedlopend bedrijf had in een (speel)park en dat zij op een bepaald moment is bedreigd door een guerrillabeweging. Twee mannen van deze beweging zouden eiseres in het (speel)park hebben bedreigd met een wapen en hebben geëist dat eiseres elke week een geldbedrag aan hen zou betalen. Eiseres vermoedt dat een oud-werknemer de guerrillabeweging op haar heeft afgestuurd. Zij en haar ex-partner hebben vanwege de bedreiging hun bedrijf verkocht en eiseres is daarop naar Nederland vertrokken.
2.1.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder gelooft dat eiseres een bedrijf had in het (speel)park en dat zij is bedreigd en afgeperst. Verweerder vindt het echter ongeloofwaardig dat de oud-werknemer en de guerrillabeweging achter de bedreiging en afpersing zitten. Voor het mogelijke gevaar dat eiseres loopt door de bedreiging en afpersing kan zij zich voor bescherming tot de Colombiaanse autoriteiten wenden, aldus verweerder. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten haar niet kunnen beschermen. Eiseres heeft namelijk aangifte kunnen doen en zij is zonder de uitkomst daarvan af te wachten direct vertrokken naar Nederland.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat zij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat de guerrillabeweging achter de bedreiging zit en dat zij daardoor gevaar loopt. Zij verwijst allereerst naar alles wat zij eerder in de procedure al naar voren heeft gebracht. Verder voert eiseres aan dat verweerder het meest recente ambtsbericht en het rapport van het EUAA over Colombia onvoldoende heeft betrokken. Tot slot wijst eiseres op een aantal documenten dat zij in het bezit heeft over de aangifte die zij heeft gedaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat de afpersers tot de guerrillabeweging behoren en dat de oud-werknemer de guerrillabeweging op eiseres heeft afgestuurd. Zo heeft verweerder onder meer mogen tegenwerpen dat de link tussen de oud-werknemer en de afpersing alleen is gebaseerd op vermoedens van eiseres. Ten aanzien van de daders van de afpersing heeft verweerder erop mogen wijzen dat uit het ambtsbericht van 2022 blijkt dat het voorkomt dat afpersers zich voordoen als leden van een illegale gewapende groepering om slachtoffers extra angstig te maken. De enkele verklaring van eiseres dat de daders zelf zeiden dat ze lid waren van de guerrillabeweging heeft verweerder dus onvoldoende mogen vinden. Eiseres is in beroep niet concreet ingegaan op de tegenwerpingen en heeft volstaan met een verwijzing naar de zienswijze en eerdere verklaringen. De rechtbank overweegt dat zij uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de zienswijze, dan wel eerdere standpunten, niet kan afleiden waarom eiseres van mening is dat (de motivering van) het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
4.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zich voor bescherming tot de Colombiaanse autoriteiten kan wenden. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een dergelijk verzoek om bescherming voor haar bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is. Zo heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres in staat was om aangifte te doen en dat zij Colombia daarna heeft verlaten zonder de uitkomst van de aangifte af te wachten.
4.2.
De verwijzing naar het recente ambtsbericht en het rapport van het EUAA leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder is in het bestreden besluit op beide stukken ingegaan en eiseres heeft in haar beroepsgronden niet nader toegelicht op welke punten van deze stukken verweerder onvoldoende zou zijn ingegaan. Ook noemt eiseres geen specifieke passages uit de twee stukken die onvoldoende zouden zijn betrokken in de besluitvorming.
4.3.
Een dag voor de zitting heeft eiseres verder verschillende onvertaalde documenten overgelegd. Ondanks dat verweerder op deze manier (in verband met het tijdstip van indiening en het feit dat de documenten onvertaald zijn) beperkt in staat was om te reageren op de stukken, is de inhoud van de stukken tijdens de zitting besproken. Uit die bespreking leidt de rechtbank af dat het alleen gaat om documenten die bevestigen dat eiseres aangifte heeft gedaan. Nu niet in geschil is dat eiseres aangifte heeft gedaan, voegen de stukken in die zin niets nieuws toe.
4.4.
Tijdens de zitting heeft eiseres tot slot nog gewezen op het gewijzigde landenbeleid voor Colombia en de Kamerbrief over die wijziging. [2] Zo komt eiseres uit een gebied dat inmiddels wordt aangemerkt als een gebied waar sprake is van een relatief lage mate van willekeurig geweld als gevolg van een gewapend conflict. [3] De rechtbank overweegt dat dit het asielrelaas van eiseres niet concreet onderbouwt, nu het om algemene informatie gaat over de betreffende regio. Het enkele feit dat eiseres uit een gebied komt dat nu in het landenbeleid wordt genoemd, maakt niet dat verweerder aan eiseres een asielvergunning moet verlenen. Voor zover eiseres een beroep doet op artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn overweegt de rechtbank dat zij geen persoonlijke risico verhogende factoren naar voren heeft gebracht die maken dat terugkeer voor haar niet mogelijk is. Tijdens de zitting heeft verweerder er tot slot nog op gewezen dat het meest recente ambtsbericht geen reden heeft gegeven tot wijzigingen in het landenbeleid die relevant zijn voor eiseres. Het enkele feit dat de veiligheidssituatie in Colombia complex is door de verschillende gewapende groeperingen maakt niet dat in beginsel niet meer kan worden uitgegaan van de mogelijkheid om bescherming te vragen bij de Colombiaanse autoriteiten. Hetzelfde geldt voor de losse stelling van eiseres dat in Colombia sprake is van corruptie.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft. Verweerder hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Kamerbrief over landenbeleid Colombia, januari 2025 (kenmerk: 5865377).
3.Zoals bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU).