ECLI:NL:RBDHA:2025:3484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.51129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had op 2 december 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat verweerder uiterlijk op 17 februari 2025 had moeten beslissen, en dat de ingebrekestelling van eiseres niet geldig was. Hierdoor is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51129

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij [referent] (referent).
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Het bezwaarschrift is gericht tegen het primaire besluit van verweerder van 24 juli 2024. Verweerder moet op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen negentien weken beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 24 juli 2024 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. Verweerder heeft op 2 augustus aan eiseres verzocht om een verzuim te herstellen. Het verzuim is door eiseres hersteld op 7 augustus 2024, waardoor de beslistermijn op grond van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb is opgeschort van 3 augustus 2024 tot 7 augustus 2024. Daarnaast heeft verweerder eiseres op 2 augustus 2024 bericht dat hij op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb gebruik maakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met zes weken te verdagen.
3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 17 februari 2025 had moeten beslissen. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 2 december 2024 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.