4.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal moeten dienen in het Russische leger. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat – hoewel geloofwaardig is dat hij in het kader van de algemene dienstplicht is opgeroepen voor het rekruteringsbureau en om zijn registratiepapieren te verduidelijken – eiser daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
2 Eiser wijst onder andere op het algemeen ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023, een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 20 november 2024, ‘Rusland – Dienstplicht, arrestaties en bestraffing ontduiking’, en een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 20 november 2024, ‘Rusland – Inzet van dienstplichtigen in Oekraïne’.
4 Zie paragraaf C2/3.2.7. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5 Artikel van de Volkskrant van 26 juli 2024, ‘Russen die naar onvriendelijke landen vertrokken belanden straks in databank’.
hij is opgeroepen voor de mobilisatie en dat hij zal moeten dienen of zal worden ingezet in de oorlog tegen Oekraïne. Verweerder heeft kunnen vinden dat de oproepen die eiser heeft overgelegd anders zijn dan een oproep om zich te melden bij een militaire eenheid. Uit deze oproepen volgt nog niet dat eiser zal moeten dienen in het Russische leger waarbij hij (aan het front) zal worden ingezet in de oorlog met Oekraïne. Verder heeft verweerder er op kunnen wijzen dat niet is gebleken dat in Rusland sprake is van een algehele mobilisatie, waardoor ook daarom niet aannemelijk is dat eiser is of zal worden opgeroepen voor de mobilisatie en dat hij zal worden ingezet in de oorlog tegen Oekraïne. Ook mag verweerder er op wijzen dat in het algemeen ambtsbericht staat dat vooralsnog enkel reservisten met militaire ervaring werden gemobiliseerd en dat eiser deze ervaring niet heeft.
5. Als er al van moet worden uitgegaan dat eiser wel de algemene dienstplicht moet vervullen, dan heeft verweerder er op mogen wijzen dat uit algemene landeninformatie (vooralsnog) niet blijkt dat dienstplichtigen een (actieve) rol spelen in de oorlog met Oekraïne.6 In het algemeen ambtsbericht staat dat nieuwe dienstplichtigen eerst een basisopleiding ondergaan en vervolgtraining krijgen, voordat zij zich moeten aansluiten bij een militaire eenheid. In het EUAA-rapport waar verweerder op heeft gewezen, staat dat het kan voorkomen dat dienstplichtigen moeten dienen in een Russische grensregio met Oekraïne. Hieruit volgt niet dat eiser onontbeerlijke steun zou moeten bieden aan de voorbereiding of uitvoering van oorlogsmisdrijven. Eiser heeft geen individuele omstandigheden naar voren gebracht waardoor wel aannemelijk is dat hij dergelijke steun zou moeten bieden als hij zou moeten dienen. De artikelen in de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 20 november 2024 bieden onvoldoende aanknopingspunten dat het om meer dan incidentele gevallen gaat dat dienstplichtigen aan het front zijn ingezet. Verder spreken de door eiser ingebrachte stukken het standpunt van verweerder – dat er geen signalen zijn dat dienstplichtigen structureel gedwongen beroepsmilitair worden – onvoldoende tegen. Hoewel in het ambtsbericht staat dat er veel berichten zijn dat dienstplichtigen onder zware druk worden gezet om beroepsmilitair te worden, is onduidelijk op welke schaal dit gebeurt.7 Op zitting is nog aangevoerd dat kennissen van eiser naar het front zijn gestuurd. Deze informatie is onvoldoende concreet om anders te oordelen.