ECLI:NL:RBDHA:2025:3519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL24.13688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische eiser met militaire dienstplicht en discriminatieclaims

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Russische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1998, heeft op 13 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 8 maart 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De eiser heeft aangevoerd dat hij is opgeroepen voor militaire dienst en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Rusland, mede vanwege zijn Armeense afkomst en deelname aan oppositiebijeenkomsten. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk zal moeten dienen in het Russische leger, aangezien hij eerder medisch ongeschikt is bevonden. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen aanknopingspunten zijn dat de eiser bij terugkeer naar Rusland in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van de eiser af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL24.13688
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer] ,

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F.E. Mahler).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 13 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E.G. Reinink als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser is in september 2022 samen met zijn twee broers uit Rusland gevlucht. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in september 2022 is opgeroepen voor de mobilisatie. Daar heeft hij geen gehoor aan gegeven, omdat hij niet wil deelnemen aan de oorlog in Oekraïne. Zijn ouders hebben de meeste oproepen voor hem en zijn broers verscheurd. Eiser vreest bij een terugkeer naar Rusland dat hij alsnog in dienst moet en naar de frontlinie of de gevangenis wordt gestuurd. Eiser heeft verder aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn Armeense afkomst is gediscrimineerd en dat hij tijdens zijn studententijd oppositiebijeenkomsten heeft bijgewoond. Ook heeft hij een aantal
keer geld overgemaakt aan organisaties die politieke activisten ondersteunen en humanitaire hulp in Oekraïne verlenen.
Bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende geloofwaardig geachte relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst,
  • Opgeroepen voor de militaire dienst,
  • Deelname aan oppositiebijeenkomsten in zijn studententijd en overboeking van geld naar OVD info,
  • Discriminatie vanwege zijn Armeense afkomst.
3.1.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond1, omdat eiser volgens verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk zal moeten dienen. Eiser is namelijk eerder om medische redenen niet geschikt bevonden voor de militaire dienstplicht. Eiser heeft volgens verweerder verder niet aannemelijk gemaakt dat hij onevenredig zal worden bestraft wegens dienstweigering of dat hij wegens gewetensbezwaren de dienstplicht heeft geweigerd. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn deelname aan oppositiebijeenkomsten, de geldoverboekingen of zijn Armeense afkomst. Verweerder heeft daarom beslist dat eiser binnen vier weken Nederland moet verlaten.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser geeft in beroep aan dat wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Eiser voert verder – kort samengevat – primair aan dat de oproep voor het rekruteringsbureau betekent dat hij er niet aan zal ontkomen dat hij zal moeten dienen in het Russische leger dat oorlogsmisdaden pleegt. Eiser kan zich niet onttrekken aan de dienstplicht, omdat hij dan moet vrezen voor een jarenlange gevangenisstraf of omdat zijn dagelijks leven in Rusland in dat geval onmogelijk zal worden gemaakt. Deze bestraffingen zijn onevenredig. Ter onderbouwing wijst hij op meerdere stukken.2
Subsidiair voert eiser aan dat hij onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft en dat hij daarom de dienstplicht heeft geweigerd. Ten onrechte heeft verweerder afgeweken van het toetsingskader omschreven in overweging 4.1 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 mei 20243 en ten onrechte heeft verweerder niet volledig getoetst aan het beleid voor dienstweigering4.
Verder voert eiser aan dat hij in de negatieve aandacht van de Russische autoriteiten zal staan bij een terugkeer naar Rusland. Eiser heeft zonder toestemming Rusland verlaten en heeft een stempel van Nederland in zijn paspoort. Uit een artikel van de Volkskrant5 volgt
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Algemeen ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023, een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 20 november 2024, ‘Rusland – Dienstplicht, arrestaties en bestraffing ontduiking’, en een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 20 november 2024, ‘Rusland – Inzet van dienstplichtigen in Oekraïne’.
4 Zie paragraaf C2/3.2.7. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5 Artikel van de Volkskrant van 26 juli 2024, ‘Russen die naar onvriendelijke landen vertrokken
dat de Russische autoriteiten een database willen aanleggen van Russen die naar onvriendelijke landen zoals Nederland zijn vertrokken. Ook wijst eiser er op dat het weigeren om gehoor te geven aan een oproep van het rekruteringsbureau strafbaar is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal moeten dienen in het Russische leger. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij – ondanks een oproep voor het rekruteringsbureau – zal moeten dienen als reservist nu hij eerder medisch niet geschikt is geacht voor de dienstplicht. Eiser heeft in beroep niet gesteld, noch aannemelijk gemaakt dat mannen die eerder om gezondheidsredenen zijn vrijgesteld van militaire dienst alsnog moeten dienen, bijvoorbeeld als reservist. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat in Rusland sprake is van een algehele mobilisatie en er op kunnen wijzen dat uit het algemeen ambtsbericht volgt dat enkel reservisten met militaire ervaring werden gemobiliseerd en dat eiser deze ervaring niet heeft. Eiser heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat sprake is van een algehele mobilisatie, dat er op grote schaal gedwongen mobilisatie plaatsvindt of dat sprake is van andere individuele omstandigheden waardoor wel aannemelijk is dat hij zal moeten dienen in het Russische leger. Verweerder mag in dit licht gezien vinden dat een oproep voor het rekruteringsbureau onvoldoende is om aannemelijk te maken dat eiser is opgeroepen voor de mobilisatie en dat hij als reservist zal worden ingezet in de oorlog tegen Oekraïne. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder dus wel het toetsingskader zoals omschreven in overweging 4.1. van de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024 in zijn beoordeling betrokken. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal moeten dienen in het Russische leger, had verweerder niet verder hoeven te toetsen of eiser aan één van de voorwaarden van dienstweigering van paragraaf C2/3.2.7, van de Vreemdelingencirculaire 2000 voldoet. De vergelijking die eiser ter zitting heeft gemaakt met de beleidswijze van verweerder ten aanzien van Syrische dienstplichtigen – voor zover ervan moet worden uitgegaan dat sprake is van vergelijkbare
omstandigheden –, treft geen doel nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij alsnog dienstplichtig is of als reservist zal moeten dienen.
5.1.
Het voorgaande betekent dat het niet nodig is om te beoordelen of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor vervolging of bestraffing wegens dienstweigering, wanneer het vervullen ervan strafbare feiten of handelingen inhoudt die onder de uitsluitingsclausule van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag vallen. Hetzelfde geldt voor de beoordeling of eiser een gegronde vrees heeft voor een onevenredige of discriminatoire bestraffing wegens dienstweigering of desertie en of eiser ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft die hebben geleid tot dienstweigering. De gronden die eiser hierover (verder) heeft aangevoerd, zal de rechtbank daarom niet bespreken.
belanden straks in databank’.
Terugkeer naar Rusland
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een terugkeer in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten zal komen te staan. Het is in eerste instantie aan eiser om dit aannemelijk te maken, waarbij verweerder een samenwerkingsplicht heeft om algemene landeninformatie in haar beoordeling te betrekken. Verweerder heeft in dit kader kunnen betrekken dat de mobilisatie van het najaar van 2022 is afgerond, waardoor niet aannemelijk is dat eiser bij een terugkeer naar Rusland heeft te vrezen voor een nieuwe mobilisatie. Verweerder heeft in het verweerschrift nog gewezen op een rapport van EUAA van 21 november 20246 ter onderbouwing van dit standpunt. Ook heeft verweerder ter zitting gewezen op een uitspraak van de Afdeling7, waarin onder andere is overwogen dat in het ambtsbericht staat dat onbekend is of er groepen zijn die een verhoogd risico lopen op problemen bij terugkeer naar Rusland. In het ambtsbericht staat ook dat de politieke retoriek vooral na de mobilisatie steeds feller is gekeerd tegen Russen die het land zijn ontvlucht. Er is vooralsnog geen informatie bekend waaruit blijkt dat de Russische autoriteiten daadwerkelijk maatregelen treffen tegen Russen die zonder toestemming het land tijdens de eerste mobilisatiegolf hebben verlaten en naar een ‘onvriendelijk land’ zijn vertrokken. De stukken die eiser heeft overgelegd, bevatten hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Dat eiser een stempel van Nederland in zijn paspoort heeft, is onvoldoende om te onderbouwen dat hij bij een terugkeer naar Rusland problemen zal ondervinden. De database die de Russische autoriteiten willen opstellen, is ook onvoldoende om anders te oordelen. Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat niet is gebleken dat de database daadwerkelijk is opgezet. Dat dienstweigering door de Russische autoriteiten strafbaar is gesteld, betekent niet dat eiser daardoor problemen zal ondervinden bij een terugkeer naar Rusland. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft verweerder immers voldoende gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal moeten dienen in het Russische leger. Daarom is ook niet aannemelijk dat eiser bij een terugkeer geen lening kan krijgen, of een woning of auto kan kopen. Voor zover eiser heeft willen aanvoeren dat het geen gehoor geven aan de oproep van het rekruteringsbureau door de Russische autoriteiten wordt gezien als dienstweigering, heeft verweerder er op kunnen wijzen dat uit het rapport van EUAA8 volgt dat in 99% van de gevallen van ontduiking van de dienstplicht een boete wordt opgelegd en geen gevangenisstraf is opgelegd. Verweerder heeft gezien het voorgaande mogen vinden dat er op dit moment geen aanknopingspunten zijn dat eiser bij terugkeer naar Rusland problemen zal ondervinden.

Conclusie en gevolgen

Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
6 Rapport van European Union Agency for Asylum van 21 november 2024, ‘Major developments regarding human rights and military service’.
7 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1936.
8 Rapport van European Union Agency for Asylum van 21 november 2024, ‘Major developments regarding human rights and military service’.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.