ECLI:NL:RBDHA:2025:3522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL24.45201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse politieagent met problemen met de Taliban

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, heeft op 4 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 15 november 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de problemen van eiser met de Taliban niet geloofwaardig heeft geacht, omdat eiser zijn relaas niet voldoende heeft onderbouwd met bewijs. De rechtbank benadrukt dat het aan de vreemdeling is om zijn asielmotief aannemelijk te maken en dat de minister niet verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijs. Eiser heeft zijn stelling dat hij door de Taliban wordt gezocht niet onderbouwd met documenten, wat de minister in zijn oordeel heeft meegenomen. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is op 21 februari 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45201
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S. Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 4 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer K. Wadi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft tot de machtsovername door de Taliban in augustus 2021 als politieagent in [plaats] gewerkt. Eiser had de leiding over een team van vijfentwintig mensen. Nadat de Taliban de macht had overgenomen, heeft hij zijn spullen ingeleverd en is hij gestopt met werken. Op een gegeven moment heeft eiser een telefoontje gekregen waarin hem werd gevraagd ervoor te zorgen dat zijn ondergeschikten ook hun spullen zouden inleveren. Daarna heeft eiser de verbinding verbroken en zijn telefoon kapot gemaakt. Eiser heeft daarna niet meer thuis maar afwisselend op drie verschillende adressen verbleven. In januari 2023 heeft hij Afghanistan
verlaten omdat hij geen uitweg meer zag. Eiser vreest in verband met dit telefoontje bij terugkeer te worden gedood door de Taliban. Dit omdat hij zich niet heeft gehouden aan de gegeven opdracht. Ook heeft eiser als politieagent in het verleden zaken behandeld van mensen die inmiddels zijn vrijgelaten door de Taliban of die tot de Taliban behoren en vreest hij in verband daarmee ook voor problemen bij terugkeer.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
 identiteit, nationaliteit en herkomst;
 werkzaam voor de Afghaanse Nationale Politie ;
 problemen met de Taliban.
5. De minister heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Ook dat eiser werkzaam is geweest voor de Afghaanse Nationale Politie vindt de minister geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft met de Taliban heeft de minister echter niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn problemen met de Taliban niet met documenten onderbouwd. Verder vindt de minister het niet aannemelijk dat eiser een telefoontje van een overheidsnummer opneemt. Ook heeft eiser alleen vage verklaringen over dit telefoontje afgelegd, aldus de minister. Zo is het enkel een aanname van wie het telefoontje afkomstig was en is er niets over mogelijke gevolgen uit af te leiden. Ook vindt de minister het niet aannemelijk dat de Taliban na dit telefoontje nooit in contact zijn gekomen met eiser of zijn familie. Dit terwijl eiser bij familie verbleef en uit het ambtsbericht1 blijkt dat de Taliban verschillende methodes heeft om mensen die zij zoeken door het hele land op te sporen en dat zij hierbij bovendien vaak druk uitoefenen op familieleden.
6. Op grond van de geloofwaardig bevonden motieven, namelijk zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en zijn werk als politieagent , kan eiser niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en is niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.2 Hierbij heeft de minister benoemd dat eiser niet valt onder één van
de risicoprofielen3. Ook is de vrees van eiser voor problemen in verband met zijn betrokkenheid als politieagent bij eerdere strafzaken alleen gebaseerd op vermoedens en daarom niet aannemelijk gemaakt volgens de minister. Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond en eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
7. Eiser is van oordeel dat de minister zijn problemen met de Taliban ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert hiertoe in zijn gronden van beroep aan dat hij in een opwelling het telefoontje van het overheidsnummer heeft aangenomen en daarbij niet daadwerkelijk heeft nagedacht over wat hij deed. Ook wijst eiser erop dat het een logische gevolgtrekking is dat het telefoontje van een overheidsambtenaar afkomstig was. Verder benoemt eiser dat hij sinds de machtsovername leefde op een manier om uit de handen van de Taliban te blijven en het voor hen blijkbaar onmogelijk was hem te traceren. Eiser wijst op de samenwerkingsverplichting en vindt dat hij het voordeel van de twijfel had moeten krijgen.
1. Algemeen ambtsbericht Afghanistan, juni 2023.
2 Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3 Zoals benoemd in C2/7.2.3.2 van de Vc2000.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank wijst erop dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Als de vreemdeling zijn asielmotief niet of onvoldoende heeft onderbouwd met bewijsmateriaal, dan kan de minister de feiten en omstandigheden die aan het asielmotief ten grondslag zijn gelegd (alsnog) als geloofwaardig aanmerken, als de vreemdeling voldoet aan een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn en niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie.4
9. Eiser heeft zijn stelling dat hij door de Taliban wordt gezocht omdat hij niet heeft voldaan aan hun telefonische opdracht niet onderbouwd met documenten. Daarom heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat het in dat geval aan eiser is om zijn relaas hierover middels specifieke, gedetailleerde en consistente verklaringen aannemelijk te maken. Eiser kan weliswaar gevolgd worden in zijn stelling dat de vreemdeling en de minister in de fase, waarin de feiten en omstandigheden worden vastgesteld, een samenwerkingsverplichting hebben, maar dat maakt nog niet dat die samenwerkingsverplichting zo ver gaat dat de verantwoordelijkheid voor het naar voren brengen en aannemelijk maken van het asielrelaas bij de minister komt te liggen. Het beroep van eiser op de samenwerkingsverplichting en het voordeel van de twijfel kan dan ook niet slagen.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen van eiser met de Taliban niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hierbij heeft de minister betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat eiser vage verklaringen over het betreffende telefoontje heeft afgelegd. In dat verband mocht de minister overwegen dat het niet aannemelijk is dat eiser een telefoontje opneemt, waarvan hij weet dat het afkomstig is van een overheidsnummer als de Taliban op dat moment de effectieve macht over het land heeft en eiser denkt te vrezen te hebben voor de Taliban. Eiser heeft immers verklaard dat hij vanaf het moment van de machtsovername al op een manier leefde om uit handen van de Taliban te blijven. De minister heeft erop mogen wijzen dat niet te volgen is dat hij een telefoontje opneemt van mogelijk deze Taliban terwijl eiser op een manier leeft om aan hen te ontkomen. Dat eiser opnam omdat hij wilde weten wat er gezegd zou worden of dat hij opnam in een opwelling, mocht de minister niet afdoende achten. Het is daarnaast onduidelijk gebleven van wie het telefoontje nu daadwerkelijk afkomstig was en wat de gevolgen zouden zijn voor eiser als hij niet aan de telefonische opdracht zou voldoen. Ook heeft de minister in dit kader belang mogen hechten aan de omstandigheid dat de Taliban na dit telefoontje nooit eiser of zijn familieleden heeft benaderd. Dit terwijl eiser nadien nog ruim anderhalf jaar bij familie in Afghanistan heeft verbleven.5 Eiser heeft naar eigen zeggen in die periode afwisselend bij zijn ouders in [plaats] , bij zijn zus in [plaats] en bij zijn oom in [plaats] verbleven. Nu uit het algemeen ambtsbericht6 blijkt dat de Taliban over verschillende opsporingsmethoden beschikken en toegang hebben tot informatiesystemen zou eiser bij familieleden relatief makkelijk traceerbaar moeten zijn. Ook is uit landeninformatie bekend dat de Taliban familieleden onder druk zet om gezochte personen te achterhalen. De minister heeft er in dit verband ook op gewezen dat zijn familieleden deelnamen aan het openbare leven. De minister heeft mogen vinden dat het niet aannemelijk is dat de Taliban, als zij op zoek zouden zijn naar eiser, hem in anderhalf jaar tijd niet hebben getraceerd en evenmin familie hebben benaderd. Het beroep faalt.
4 Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, Vw 2000.
5 Zie onder meer pagina 9 van het rapport van nader gehoor.
6 Algemeen ambtsbericht Afghanistan, juni 2023, p. 43-44.
11. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of onder b, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr.
C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.