Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 28 november 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie heeft op 4 december 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verzoekster heeft haar mvv-aanvraag op 26 juli 2024 ingediend, en de minister heeft de beslistermijn verlengd. De wettelijke beslistermijn eindigde op 24 januari 2025.
Verzoekster heeft de minister op 12 november 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, aangezien de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken was. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van de minister. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.