ECLI:NL:RBDHA:2025:3609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.T. Gerbrandy, heeft een beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit pas worden ingediend nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld en er twee weken zijn verstreken. In dit geval eindigt de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 27 juli 2025, terwijl de ingebrekestelling al op 21 januari 2025 was ingediend. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van de Awb. De rechtbank heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5464

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
7. De wettelijke beslistermijn van 15 maanden zou in het geval van eiser op
23 januari 2025 eindigen. De voormalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter bij besluit van 28 juni 2023 (Besluit- en Vertrekmoratorium Soedan, hierna: BVM) de beslistermijn op grond van artikel 43, eerste lid van de Vw verlengd met een jaar tot ten hoogste eenentwintig maanden voor vreemdelingen afkomstig uit Soedan die hier een asielaanvraag indienen of hebben ingediend. [1] Bij besluit van 19 december 2023 is de geldigheid van het BVM verlengd voor de duur van zes maanden. [2]
8. De beslistermijn van eiser eindigt, gelet op het bovenstaande, op 27 juli 2025. Eiser heeft de ingebrekestelling op 21 januari 2025 ingediend. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van J. Yedema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Te raadplegen via:
2.Te raadplegen via: