ECLI:NL:RBDHA:2025:3616
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoepen wegens te vroege ingebrekestelling
In deze zaak hebben eisers, [eiser] en [eiseres], op 14 januari 2025 beroepen ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 4 mei 2024 zijn ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 7 maart 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvragen op 4 november 2024 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor eisers pas op 4 augustus 2025. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is, en dat de ingebrekestellingen van eisers op 23 december 2024 te vroeg zijn ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat de beroepen van eisers tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.