Uitspraak
Rectificatie pl-p6.
[minderjarige 1] ,V-nummer: [V-nummer] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiseres en de Minister van Asiel en Migratie. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Drenth, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 3 februari 2025 door de minister was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De minister had de maatregel opgelegd omdat er een significant risico bestond dat de eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Echter, op 6 februari 2025 werd de maatregel opgeheven omdat de eiseres was overgedragen aan Frankrijk.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en vastgesteld dat de maatregelen van bewaring onrechtmatig waren vanaf het moment van opleggen. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom er een significant risico op onttrekking bestond, vooral gezien het feit dat de eiseres in een asielzoekerscentrum verbleef en altijd traceerbaar was. De rechtbank heeft ook benadrukt dat bij vrijheidsontneming van gezinnen met minderjarigen een versterkte mate van terughoudendheid vereist is.
De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.600,- aan de eiseres voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en heeft de minister in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.814,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 februari 2025. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.