Uitspraak
De Minister van Veiligheid en Justitie, de minister.
Inleiding
Beoordeling van het verzoek om schadevergoeding
2. De redelijke termijn is in een geval als dit in beginsel niet overschreden als de procedure vanaf het indienen van het beroepschrift niet langer dan anderhalf jaar heeft geduurd. Uitgangspunt daarbij is een schadebedrag van € 500,- per half jaar of deel daarvan dat de redelijke termijn is overschreden.
3. Het beroep met reg. nr. SGR 21/3848 is op 2 juni 2021 ingesteld. Dat is de datum waarop de redelijke termijn in die zaak is aangevangen. De rechtbank had daarom uiterlijk op 2 december 2022 uitspraak moeten doen. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
4. Op het beroep met reg. nr. SGR 21/3848 is op 7 februari 2023 uitspraak gedaan. [1] Dat betekent dat de redelijke termijn in dit beroep is overschreden met (afgerond naar boven) drie maanden.
5. Het beroep met reg. nr. SGR 21/5097 is op 28 juli 2021 ingesteld. Dat is de datum waarop de redelijke termijn in die zaak is aangevangen. De rechtbank had daarom uiterlijk op 28 januari 2023 uitspraak moeten doen. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
6. Op het beroep met reg. nr. SGR 21/5097 is op 7 februari 2023 uitspraak gedaan. [2] Dat betekent dat de redelijke termijn in dit beroep is overschreden met (afgerond naar boven) één maand.
7. Verzoeker heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 1.000,-. Omdat deze overschrijdingen van de redelijke termijn geheel aan de rechtbank zijn toe te rekenen, moet de schadevergoeding door de Staat worden betaald.
|
8. Er is aanleiding om de Staat te veroordelen in de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten worden begroot op € 226,50 (1 punt voor het verzoek met een wegingsfactor 0,25) voor verleende rechtsbijstand.
Beslissing
- veroordeelt de Staat tot een schadevergoeding van € 1.000,-, te betalen aan verzoeker;